Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

to put a match to something

Толкование Перевод

1 put a match to something

put a match to something

iets aansteken/in brand steken

English-Dutch dictionary > put a match to something
2 place/put/set a match to something

place/put/set a match to something

iets in brand steken

English-Dutch dictionary > place/put/set a match to something
3 match

match [mæt∫]

1. noun

   a. (Sport) match m

• to play a match against sb disputer un match contre qn

• international match rencontre f internationale

   b. (for lighting fire) allumette f

• to strike a match gratter une allumette

• to put a match to sth mettre le feu à qch

   c. ( = equal) égal (e) m(f)

• to meet one's match (in sb) trouver à qui parler (avec qn)

• he's no match for Paul il ne fait pas le poids contre Paul

   d. ( = complement) to be a good match [clothes, colours] aller bien ensemble

   e. ( = marriage) (old-fashioned) mariage m

• he's a good match for her ils vont bien ensemble

2. transitive verb

   a. ( = produce equal to) to match sb's offer faire une offre équivalente à celle de qn

• this is matched only by... cela n'a d'égal que...

   b. [clothes, colours] (intended as a set) être assorti à ; (a good match) aller bien avec

• his tie doesn't match his shirt sa cravate ne va pas avec sa chemise

   c. ( = pair off) she matched her wits against his strength elle opposait son intelligence à sa force

• they are well matched [opponents] ils sont de force égale ; [couple] ils sont bien assortis

3. intransitive verb

   a. [colours] aller bien ensemble ; [socks] faire la paire

• with (a) skirt to match avec (une) jupe assortie

   b. to match up to ( = be equal to) égaler

• she doesn't match up to her sister in intelligence elle n'a pas l'intelligence de sa sœur

• he didn't match up to his father's expectations il n'a pas été à la hauteur des espérances de son père

4. compounds

► match day noun jour m de match

► match-fixing noun

• there were allegations of match-fixing selon certains, le match aurait été truqué ► match point noun balle f de match

* * *
[mætʃ] 1.
noun

1) Sport match m

2) ( for lighting fire) allumette f

to put a match to something — mettre le feu à quelque chose

3) ( equal)

to be a match for somebody — être un adversaire à la mesure de quelqu'un

to be no match for somebody — être trop faible pour quelqu'un

to meet one's match — trouver quelqu'un à sa hauteur

to be more than a match for somebody — surpasser quelqu'un

4) ( thing that harmonizes)

to be a good match for something — [shoes, curtains, colour] aller très bien avec quelque chose

to be an exact match with — correspondre parfaitement à

5) ( marriage) union f, mariage m

to make a good match — épouser un bon parti
2.
transitive verb

1) ( correspond to) [colour, bag] être assorti à; [blood type] correspondre à; [product, supply] répondre à [demand]; [word] correspondre à [definition]

2) ( equal) égaler [record, achievements]

the government will match your donation — le gouvernement donnera la même somme que vous

his wit cannot be matched — il a une intelligence hors pair

she more than matched him in aggression — elle le valait bien sur le plan de l'agressivité

he is to be matched against the champion — on a organisé une rencontre entre lui et le champion

there's nobody to match him — ( disparagingly) il n'y en a pas deux comme lui

3) ( find a match for)

to match trainees with companies — mettre en rapport des stagiaires avec des sociétés
3.
intransitive verb [colours, clothes, curtains] être assortis/-ies; [components] aller ensemble

that button doesn't match — ce bouton n'est pas identique aux autres

with gloves to match — avec des gants assortis

Phrasal Verbs:

- match up

English-French dictionary > match
4 put

n. kogelwerpen
--------
v. plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merken

put¹

[ poet] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 sport〉 stoot ⇒ worp 〈 van kogel〉

2 〈 geldwezen〉 put ⇒ premieaffaire met optie van levering 〈 van aandelen〉

3 → putt putt/

————————

put²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉〈 informeel〉

♦voorbeelden:

¶ stay put • blijven waar je bent, op zijn plaats blijven

————————

put³

〈 put, put〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 scheepvaart〉 varen ⇒ stevenen, koers zetten

2 → putt putt/

♦voorbeelden:

1   the ship put into the port • het schip voer/stevende de haven binnen

¶ his sickness put paid to his plans • zijn ziekte maakte een eind aan zijn plannen

     〈 voornamelijk Brits-Engels〉 put (up)on someone • iemand last/ongemak bezorgen

→ put about put about/, put back put back/, put down put down/, put in put in/, put out put out/, put over put over/, put to put to/, put up put up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zetten ⇒ plaatsen, leggen, steken, stellen 〈 ook figuurlijk〉; brengen 〈 in een toestand〉

2 onderwerpen 〈 aan〉 ⇒ dwingen, drijven

3 (op)leggen ⇒ heffen 〈 belastingen〉

4 (in)zetten ⇒ verwedden

5 werpen ⇒ stoten, jagen

6 voorleggen ⇒ ter sprake brengen

7 uitdrukken ⇒ zeggen, stellen

8 vertalen ⇒ overbrengen, omzetten

9 〈 geldwezen〉 leveren ⇒ aanzeggen 〈 aandelen〉

10 → putt putt/

♦voorbeelden:

1   put much effort in(to) something • veel moeite aan iets besteden

     put an end to (one's life) • een eind maken (aan zijn leven)

     put a/one's finger to one's lips • de vinger voor de lippen/mond leggen 〈 als aanmaning tot zwijgen〉

     〈 informeel〉 he couldn't put one foot before/in front of the other • hij kon geen voet verzetten

     put one's hand on something • de hand leggen op iets

     put an idea/thought into someone's head • iemand op een idee brengen

     put a knife between someone's ribs • iemand een mes tussen de ribben steken

     put a match to something • iets aansteken/in brand steken

     put money in(to) something • geld steken in iets

     put pen to paper • pen op papier zetten

     put pressure (up)on • pressie uitoefenen op

     put a price on something • een prijskaartje hangen aan

     put one's signature to something • zijn handtekening plaatsen onder iets

     put someone on the train • iemand op de trein zetten

     put a stop to something • een eind maken aan iets

     put one's trust in • zijn vertrouwen stellen in

     the death of his son put years on him • de dood van zijn zoon heeft hem ouder gemaakt

     put oneself into something • zich geheel/zijn beste krachten aan iets geven

     put safety above cost • veiligheid boven kosten stellen

     put someone across the river • iemand overzetten

     put something before something else • iets prefereren/stellen boven iets anders

     put behind bars • achter de tralies zetten

     put something behind oneself • zich over iets heen zetten, met iets breken

     put in order • in orde brengen

     put in an awkward position • in een moeilijk parket brengen

     put something in(to) someone's hands • iemand iets in handen geven 〈 voornamelijk figuurlijk〉

     put in(to) touch with • in contact brengen met

     put into circulation • in omloop brengen

     put into effect • ten uitvoer brengen

     put into power • aan de macht brengen

     put someone off his food • iemand de eetlust benemen

     put someone off his game • iemand van zijn spel afleiden

     put someone off learning • iemand de zin om te leren ontnemen

     put someone off smoking • iemand van het roken afbrengen

     put someone on antibiotics • iemand antibiotica voorschrijven

     put someone on his guard • iemand waarschuwen

     put on the right track • op het goede spoor brengen

     〈 leger〉 put out of action • buiten gevecht stellen

     put out of business • failliet doen gaan, ruïneren

     put someone out of temper • iemand uit zijn humeur brengen

     put a Bill through Parliament • een wetsvoorstel door het parlement krijgen

     put one's children through university • zijn kinderen universitaire studies laten voltooien

     put the children to bed • de kinderen naar bed brengen

     put to death • ter dood brengen

     put a poem to music • een gedicht op muziek zetten

     put the children to school • de kinderen op school doen

     put one's son to a trade • voor zijn zoon een beroep vinden

     put oneself/someone to work • zich/iemand aan het werk zetten

     put to good use • goed gebruik maken van

     put £100 towards the cost • £100 in de kosten bijdragen

2   put someone through a severe test • iemand aan een zware test onderwerpen

     〈 informeel〉 put someone through it • iemand een zware test afnemen/zwaar op de proef stellen

     put to flight/rout • op de vlucht drijven

     put someone to (great) inconvenience • iemand (veel) ongerief bezorgen

     put someone to trouble • iemand last/ongemak bezorgen

3   put taxes on • belastingen leggen op

     put £1,000,000 on the taxes • de belastingen met £1.000.000 verhogen

4   put money on • geld zetten/wedden op; 〈 figuurlijk〉 zeker zijn van

5   put a bullet through someone's head • iemand een kogel door het hoofd jagen

     〈 atletiek〉 put the shot • kogelstoten

6   put the situation to someone • iemand de situatie uitleggen

     put a proposal before/to a meeting • een vergadering een voorstel voorleggen

     put someone onto someone • iemand aan iemand voorstellen/bij iemand introduceren

7   put a question to someone • iemand een vraag stellen

     how shall I put it? • hoe zal ik het zeggen

     to put it bluntly • om het (maar) ronduit/cru te zeggen

8   put a text into another language • een tekst in een andere taal vertalen

9   you may put and call • u hebt een dubbele optie 〈 om aandelen te leveren of op te vragen〉

¶ 〈 informeel〉 put it there! • geef me de vijf! 〈 ten teken van akkoord〉

     be hard put (to it) to do something • iets nauwelijks aankunnen, het erg moeilijk hebben om iets te doen

     put under • verdoven, onder narcose brengen

     put it/one/something across someone • het iemand flikken, iemand beetnemen

     〈 informeel〉 not put it past someone to do something • iemand ertoe in staat achten iets te doen

     I put it to him that he was wrong • ik hield het hem voor dat hij het verkeerd had

     put oneself to it to do something • zich ertoe zetten iets te doen

→ put about put about/, put across put across/, put ahead put ahead/, put aside put aside/, put away put away/, put back put back/, put behind put behind/, put by put by/, put down put down/, put forth put forth/, put forward put forward/, put in put in/, put off put off/, put on put on/, put out put out/, put over put over/, put through put through/, put to put to/, put together put together/, put up put up/

English-Dutch dictionary > put
5 put

put [pʊt]

mettre ⇒ 1 (a), 1 (c)-(f), 1 (i) dire ⇒ 1 (g) soumettre ⇒ 1 (h) placer ⇒ 1 (i), 1 (l) investir ⇒ 1 (k), 1 (l) miser ⇒ 1 (m)

(pt & pp put, cont putting)

1 transitive verb

(a) (into specified place or position) mettre;

∎ put the saucepan on the shelf mets la casserole sur l'étagère;

∎ she put her hand on my shoulder elle a mis sa main sur mon épaule;

∎ put the chairs nearer the table approche les chaises de la table;

∎ he put his arm around my shoulders il passa son bras autour de mes épaules;

∎ she put her arms around him elle l'a pris dans ses bras;

∎ to put one's head round the door/through the window passer la tête par la porte/par la fenêtre;

∎ did you put any salt in? as-tu mis du sel (dedans)?;

∎ put some more water on to boil remettez de l'eau à chauffer;

∎ he put another brick on the pile il a mis une autre brique sur la pile;

∎ to put a coin/a letter/a gun into sb's hand glisser ou mettre une pièce/une lettre/un revolver dans la main de qn;

∎ she put a match to the wood elle a allumé le bois;

∎ to put an advert in the paper mettre une annonce dans le journal;

∎ they want to put me in an old folks' home ils veulent me mettre dans une maison pour les vieux;

∎ to put a child to bed mettre un enfant au lit, coucher un enfant;

∎ to put a man on the moon envoyer un homme sur la lune;

∎ he put the telescope to his eye il a porté la longue-vue à son œil;

∎ to put honour before riches préférer l'honneur à l'argent;

∎ to put a play on the stage monter une pièce;

∎ to put a guard on the door faire surveiller la porte;

∎ figurative I didn't know where to put myself! je ne savais plus où me mettre!;

∎ put yourself in my position or place mettez-vous à ma place;

∎ to put oneself into sb's hands s'en remettre à qn;

∎ put it out of your mind or head sors-le-toi de la tête;

∎ I had long put this thought out of my mind ça faisait longtemps que je m'étais sorti cette idée de la tête;

∎ we put a lot of emphasis on creativity nous mettons beaucoup l'accent sur la créativité;

∎ don't put too much trust in what he says ne te fie pas trop à ce qu'il dit;

∎ familiar put it there! (shake hands) tope-là!, serrons-nous la pince!

(b) (push or send forcefully)

∎ he put his fist through the window il a passé son poing à travers le carreau;

∎ he put a bullet through his head il s'est mis une balle dans la tête;

∎ she put her pen through the whole paragraph elle a rayé tout le paragraphe d'un coup de stylo

(c) (impose → limit, responsibility, tax) mettre;

∎ to put a ban on sth interdire qch;

∎ it puts an extra burden on our department c'est un fardeau de plus pour notre service;

∎ the new tax will put 5p on a packet of cigarettes la nouvelle taxe augmentera de 5 pence le prix d'un paquet de cigarettes

(d) (into specified state) mettre;

∎ you're putting me in an awkward position vous me mettez dans une situation délicate;

∎ I hope I've not put you to too much trouble j'espère que je ne vous ai pas trop dérangé;

∎ music always puts him in a good mood la musique le met toujours de bonne humeur;

∎ the new rules will be put into effect next month le nouveau règlement entrera en vigueur le mois prochain;

∎ to put sb out of a job mettre qn au chômage;

∎ to put a prisoner on bread and water mettre un prisonnier au pain sec et à l'eau;

∎ the money will be put to good use l'argent sera bien employé;

∎ to put sb to sleep endormir qn;

∎ euphemism the dog had to be put to sleep il a fallu piquer le chien

(e) (write down) mettre, écrire;

∎ I forgot to put my address j'ai oublié de mettre mon adresse;

∎ what date shall I put? quelle date est-ce que je mets?

(f) (bring about)

∎ to put an end or a stop to sth mettre fin ou un terme à qch

(g) (say, express) dire, exprimer;

∎ I wouldn't put it quite like that je ne dirais pas cela;

∎ I don't know how to put it je ne sais comment dire;

∎ to put one's thoughts into words exprimer sa pensée, s'exprimer;

∎ let me put it this way laissez-moi l'exprimer ainsi;

∎ it was, how shall I put it, rather long c'était, comment dirais-je, un peu long;

∎ to put it another way,… en d'autres termes,…;

∎ he put it better than that il l'a dit ou formulé mieux que ça;

∎ you could have put that better tu aurais pu tourner cela un peu mieux;

∎ she put it politely but firmly elle l'a dit poliment mais clairement;

∎ as Churchill once put it comme l'a dit Churchill un jour;

∎ to put it briefly or simply, they refused bref ou en un mot, ils ont refusé;

∎ to put it bluntly pour parler franc;

∎ putting it in terms you'll understand… plus simplement, pour que vous compreniez…

(h) (present, submit → suggestion, question) soumettre; (→ motion) proposer, présenter;

∎ to put a proposal to the board présenter une proposition au conseil d'administration;

∎ he put his case very well il a très bien présenté son cas;

∎ I have a question to put to the Prime Minister j'ai une question à soumettre au Premier ministre;

∎ Law I put it to you that… n'est-il pas vrai que…?;

∎ I put it to the delegates that now is the time to act je tiens à dire aux délégués que c'est maintenant qu'il faut agir

(i) (class, rank) placer, mettre;

∎ I wouldn't put them in the same class as the Beatles je ne les mettrais ou placerais pas dans la même catégorie que les Beatles;

∎ I put my family above my job je fais passer ma famille avant mon travail

(j) (set to work)

∎ to put sb to work mettre qn au travail;

∎ they put her on the Jones case ils l'ont mise sur l'affaire Jones

(k) (devote → effort) investir, consacrer;

∎ to put a lot of time/energy into sth consacrer beaucoup de temps/d'énergie à qch, investir beaucoup de temps/d'énergie dans qch;

∎ she puts more into their relationship than he does elle s'investit plus que lui dans leur relation;

∎ to put a lot of work into sth/doing sth beaucoup travailler à qch/pour faire qch;

∎ Sport he put everything he had into his first service il a tout mis dans son premier service

(l) (invest → money) placer, investir;

∎ she had put all her savings into property elle avait investi ou placé toutes ses économies dans l'immobilier

(m) (bet) miser, parier;

∎ to put money on a horse miser ou parier sur un cheval;

∎ he put all his winnings on the red il misa tous ses gains sur le rouge

(n) Sport

∎ to put the shot lancer le poids

(o) Nautical

∎ to put a ship into port rentrer un bateau au port

2 intransitive verb

∎ Nautical to put to sea lever l'ancre, appareiller;

∎ they had to put back into harbour ils ont dû rentrer au port;

∎ we put into port at Bombay nous avons relâché ou fait relâche à Bombay

3 noun

(a) Sport lancer m (du poids);

∎ his third put son troisième lancer

(b) Stock Exchange option f de vente, put m;

∎ put and call stellage m, double option f

►► Stock Exchange put band période f de validité d'une option de vente;

Stock Exchange put bond emprunt m à fenêtre;

Stock Exchange put option option f de vente;

Stock Exchange put warrant warrant m à la vente

➲ put about

1 separable transitive verb

(a) (spread → gossip, story) faire courir; (→ rumour) faire circuler;

∎ to put it about that… faire circuler le bruit que…;

∎ it is being put about that he intends resigning le bruit court qu'il a l'intention de démissionner

(b) Nautical

∎ to put a boat about virer de bord

(c) familiar

∎ to put it or oneself about (be promiscuous) coucher à droite à gauche

2 intransitive verb

Nautical virer de bord

➲ put across separable transitive verb

(a) (communicate → gen) faire comprendre; (→ feeling) communiquer;

∎ to put sth across to sb faire comprendre qch à qn;

∎ I don't know how to put the argument across to them je ne sais pas comment leur faire comprendre cet argument;

∎ she knows how to put her ideas across elle sait bien faire passer ses idées;

∎ she's good at putting herself across elle sait se mettre en valeur

(b) British familiar

∎ to put one across on sb avoir qn, rouler qn;

∎ don't try putting anything across on me! ne me prends pas pour un imbécile!

➲ put around separable transitive verb

= put about separable transitive verb (a)

➲ put aside separable transitive verb

(a) (book, piece of work) mettre de côté, poser

(b) (disregard, ignore) écarter, laisser de côté;

∎ let's put aside our differences of opinion for the moment laissons nos différends de côté pour le moment;

∎ put aside all gloomy thoughts oublie toutes ces pensées maussades

(c) (save, keep) mettre de côté;

∎ we have a little money put aside nous avons un peu d'argent de côté

➲ put at separable transitive verb

(estimate) estimer;

∎ they put the cost of repairs to the bridge at around $10,000 ils estiment le montant des réparations du pont à environ 10 000 dollars;

∎ I wouldn't have put her (age) at more than twenty-five je ne lui aurais pas donné plus de vingt-cinq ans;

∎ what would you put it at? quelle est votre estimation?

➲ put away separable transitive verb

(a) (tidy) ranger; (return to its place) remettre à sa place; (car) garer;

∎ put your toys away! range tes jouets!;

∎ put your money/wallet away (I'm paying) range ton argent/ton portefeuille

(b) (save) mettre de côté;

∎ I have a few pounds put away j'ai un peu d'argent de côté, j'ai quelques économies;

∎ to put something away for one's old age mettre quelque chose de côté pour sa retraite

(c) familiar (lock up → in prison) coffrer; (→ in mental home) enfermer^□

(d) familiar (eat) enfourner, s'envoyer; (drink) descendre, écluser;

∎ he can really put it away! (food) il a un sacré appétit!; (drink) qu'est-ce qu'il descend!

➲ put back

1 separable transitive verb

(a) (replace, return) remettre;

∎ put that record back where you found it! remets ce disque où tu l'as trouvé!

(b) (postpone) remettre;

∎ the meeting has been put back to Thursday la réunion a été repoussée ou remise à jeudi

(c) (slow down, delay) retarder;

∎ the strike has put our schedule back at least a month la grève nous a fait perdre au moins un mois sur notre planning

(d) (turn back → clock) retarder;

∎ we put the clocks back next weekend le week-end prochain, on passe à l'heure d'hiver;

∎ figurative this decision has put the clock back cette décision nous a ramenés en arrière

(e) familiar (drink) descendre, écluser

2 intransitive verb

∎ Nautical to put back (to port) rentrer au port

➲ put by separable transitive verb

(save → money) mettre de côté; (→ supplies) mettre en réserve;

∎ have you got anything put by? avez-vous un peu d'argent de côté?

➲ put down

1 separable transitive verb

(a) (on table, floor etc) poser;

∎ put that knife down at once! pose ce couteau tout de suite!;

∎ put me down! lâche-moi!;

∎ put that down! laisse (ça)!;

∎ to put the phone down raccrocher;

∎ he put the phone down on me il m'a raccroché au nez;

∎ it's one of those books you just can't put down c'est un de ces livres que tu ne peux pas poser avant de l'avoir fini;

∎ I couldn't put it down (book) je l'ai lu d'un trait

(b) (drop off → passenger) déposer, laisser

(c) (write down) écrire, inscrire; (enrol, enter on list) inscrire;

∎ put down your name and address écrivez votre nom et votre adresse;

∎ she put us down as Mr and Mrs Smith elle nous a inscrits sous le nom de M. et Mme Smith;

∎ it's never been put down in writing ça n'a jamais été mis par écrit;

∎ I can put it down as expenses je peux le faire passer dans mes notes de frais

(d) (on agenda) inscrire à l'ordre du jour;

∎ to put down a motion of no confidence déposer une motion de censure

(e) (quell) réprimer, étouffer;

∎ the revolt was put down by armed police la révolte a été réprimée par les forces de police

(f) (belittle) rabaisser, critiquer;

∎ he's always putting students down il passe son temps à critiquer les étudiants;

∎ you shouldn't put yourself down tu ne devrais pas te sous-estimer

(g) British euphemism (kill)

∎ to have a cat/dog put down faire piquer un chat/chien

(h) (pay as deposit) verser;

∎ I've already put £50 down on the sofa j'ai déjà versé 50 livres pour le canapé

(i) (store → wine) mettre en cave

(j) (put to bed → baby) coucher

(k) (land → plane) poser

(l) (close → umbrella) fermer

2 intransitive verb

(land → plane, pilot) atterrir, se poser

➲ put down as separable transitive verb

classer parmi;

∎ I think they'd put me down as a mere amateur je crois qu'ils me classeraient parmi les simples amateurs

➲ put down for separable transitive verb

inscrire pour;

∎ put me down for £20 inscrivez-moi pour 20 livres;

∎ I'll put you down for Thursday at three o'clock je vous mets jeudi à trois heures;

∎ they've already put their son down for public school ils ont déjà inscrit leur fils dans une école privée

➲ put down to separable transitive verb

mettre sur le compte de;

∎ you can't put all the country's problems down to inflation vous ne pouvez pas mettre tous les problèmes du pays sur le compte de l'inflation;

∎ I put it down to her stubbornness je mets ça sur le compte de son entêtement;

∎ we'll have to put it down to experience au moins on a appris quelque chose

➲ put forth inseparable transitive verb

(a) literary (sprout → shoots, leaves) produire

(b) formal (state → argument, reason) avancer

➲ put forward separable transitive verb

(a) (suggest → proposal, idea, hypothesis) avancer; (→ candidate) proposer;

∎ she put her name forward for the post of treasurer elle a posé sa candidature au poste de trésorière;

∎ to put one's best foot forward (walk faster) presser le pas; figurative se mettre en devoir de faire de son mieux

(b) (turn forward → clock, hands of clock) avancer;

∎ we put the clocks forward next weekend le week-end prochain, on passe à l'heure d'été

(c) (bring forward) avancer;

∎ the meeting has been put forward to early next week la réunion a été avancée au début de la semaine prochaine

➲ put in

1 separable transitive verb

(a) (place inside bag, container, cupboard etc) mettre dans;

∎ he put the eggs in the fridge il a mis les œufs dans le réfrigérateur;

∎ to put one's contact lenses in mettre ses lentilles de contact;

∎ to put one's head in at the window passer la tête par la fenêtre;

∎ Sport (in rugby) to put the ball in remettre la balle en jeu

(b) (insert, include) insérer, inclure;

∎ have you put in the episode about the rabbit? as-tu inclus l'épisode du lapin?

(c) (interject) placer;

∎ her name was Alicia, the woman put in elle s'appelait Alicia, ajouta la femme

(d) (install) installer;

∎ we're having central heating put in nous faisons installer le chauffage central;

∎ the voters put the Tories in les électeurs ont mis les conservateurs au pouvoir;

∎ they've put in a new manager at the factory ils ont nommé un nouveau directeur à l'usine

(e) (devote → time) passer;

∎ I've put in a lot of work on that car j'ai beaucoup travaillé sur cette voiture;

∎ I put in a few hours' revision before supper j'ai passé quelques heures à réviser avant le dîner;

∎ to put in an hour's work faire une heure de travail;

∎ to put in a full day at the office passer toute la journée au bureau;

∎ you only get out what you put in on ne récolte que ce qu'on sème

(f) (submit → request, demand) déposer, soumettre;

∎ they put in a claim for a 10 percent pay rise ils ont déposé une demande d'augmentation de salaire de 10 pour cent;

∎ to put in an application for a job déposer sa candidature pour ou se présenter pour un emploi

2 intransitive verb

Nautical relâcher, faire relâche;

∎ we put in at Wellington nous avons relâché ou fait relâche à Wellington

➲ put in for

1 separable transitive verb

présenter;

∎ we're putting him in for the 500 metres nous le présentons pour le 500 mètres;

∎ to put pupils in for an examination présenter des élèves à un examen

2 inseparable transitive verb

∎ to put in for sth (post) poser sa candidature pour qch; (leave, promotion) faire une demande de qch, demander qch;

∎ she put in for a transfer to Florida elle a demandé à être mutée en Floride

➲ put off

1 separable transitive verb

(a) (drop off → passenger) déposer, laisser;

∎ just put me off at the corner vous n'avez qu'à me laisser ou me déposer au coin

(b) (postpone → meeting, appointment) remettre à plus tard, repousser; (→ decision, payment) remettre à plus tard, différer; (→ work) remettre à plus tard; (→ guests) décommander;

∎ the meeting has been put off until tomorrow la réunion a été renvoyée ou remise à demain;

∎ I kept putting off telling him the truth je continuais à repousser le moment de lui dire la vérité;

∎ I can't put him off again je ne peux pas encore annuler un rendez-vous avec lui

(c) (dissuade)

∎ once he's made up his mind nothing in the world can put him off une fois qu'il a pris une décision, rien au monde ne peut le faire changer d'avis

(d) (distract) déranger, empêcher de se concentrer;

∎ he deliberately tries to put his opponent off il fait tout pour empêcher son adversaire de se concentrer;

∎ the noise put her off her service le bruit l'a gênée ou dérangée pendant son service

(e) (repel) dégoûter, rebuter;

∎ it's the smell that puts me off c'est l'odeur qui me rebute;

∎ don't be put off by his odd sense of humour ne te laisse pas rebuter par son humour un peu particulier;

∎ it put me off skiing for good ça m'a définitivement dégoûté du ski;

∎ it put me off my dinner ça m'a coupé l'appétit

(f) (switch off → television, radio etc) éteindre

2 intransitive verb

Nautical déborder du quai, pousser au large;

∎ to put off from the shore quitter la côte, prendre le large

➲ put on separable transitive verb

(a) (clothes, make-up, ointment) mettre;

∎ put your hat on mets ton chapeau;

∎ to put on one's make-up se maquiller

(b) (present, stage → play, opera) monter; (→ poetry reading, slide show etc) organiser;

∎ why can't they put something decent on for a change? (on TV, radio) ils ne pourraient pas passer quelque chose d'intéressant pour une fois?

(c) (lay on, provide → train) mettre en service;

∎ they put on excellent meals on Sundays ils servent d'excellents repas le dimanche;

∎ they have put on twenty extra trains ils ont ajouté vingt trains

(d) (gain → speed, weight) prendre;

∎ I've put on a few pounds j'ai pris quelques kilos

(e) (turn on, cause to function → light, radio, gas) allumer; (→ record, tape) mettre; (→ handbrake) mettre, serrer;

∎ put the heater on mets ou allume le chauffage;

∎ he put on some Vivaldi/the news il a mis du Vivaldi/les informations;

∎ I've put the kettle on for tea j'ai mis de l'eau à chauffer pour le thé;

∎ to put on the brakes freiner

(f) (start cooking) mettre (à cuire);

∎ I forgot to put the peas on j'ai oublié de mettre les petits pois à cuire

(g) (bet) parier;

∎ I put £10 on the favourite j'ai parié 10 livres sur le favori

(h) (assume) prendre;

∎ to put on airs prendre des airs;

∎ he put on a silly voice il a pris une voix ridicule;

∎ to put on an act jouer la comédie;

∎ familiar don't worry, he's just putting it on ne t'inquiète pas, il fait du cinéma ou du chiqué

(i) familiar (tease) faire marcher;

∎ you're putting me on! là, tu me fais marcher!

(j) (apply → pressure) exercer

(k) (add) ajouter;

∎ the tax increase will put another 10p on a gallon of petrol l'augmentation de la taxe va faire monter le prix du gallon d'essence de 10 pence

(l) (impose) imposer;

∎ new restrictions have been put on bringing animals into the country de nouvelles restrictions ont été imposées à l'importation d'animaux dans le pays

(m) (attribute)

∎ it's hard to put a price on it c'est difficile d'en évaluer ou estimer le prix

(n) (advance → clock) avancer

(o) (on telephone)

∎ could you put him on, please? pouvez-vous me le passer, s'il vous plaît?

➲ put onto separable transitive verb

(help find) indiquer à;

∎ I'll put you onto a good solicitor je vous donnerai le nom d'un ou je vous indiquerai un bon avocat;

∎ she's put me onto quite a few bargains elle m'a indiqué plusieurs bonnes affaires;

∎ to put the police/taxman onto sb dénoncer qn à la police/au fisc;

∎ what put you onto the butler, detective inspector? qu'est-ce qui vous a amené à soupçonner le maître d'hôtel, commissaire?

➲ put out

1 separable transitive verb

(a) (place outside) mettre dehors, sortir;

∎ have you put the dustbin out? as-tu sorti la poubelle?;

∎ I'll put the washing out (to dry) je vais mettre le linge (dehors) à sécher;

∎ to put a cow out to grass mettre une vache en pâture

(b) (remove)

∎ to put sb's eye out éborgner qn;

∎ you almost put my eye out! tu as failli m'éborgner!

(c) (issue → apology, announcement) publier; (→ story, rumour) faire circuler; (→ new record, edition, model etc) sortir; (→ appeal, request) faire; (broadcast) émettre;

∎ police have put out a description of the wanted man la police a publié une description de l'homme qu'elle recherche;

∎ to put out an SOS lancer un SOS

(d) (extinguish → fire, light, candle) éteindre; (→ cigarette) éteindre, écraser; (→ gas) fermer;

∎ don't forget to put the light out when you leave n'oubliez pas d'éteindre (la lumière) en partant

(e) (lay out, arrange) sortir;

∎ the valet had put out a suit for me le valet de chambre m'avait sorti un costume

(f) (stick out, stretch out → arm, leg) étendre, allonger; (→ hand) tendre; (→ tongue) tirer;

∎ she walked up to me and put out her hand elle s'approcha de moi et me tendit la main;

∎ she put out a foot to trip him up elle a mis un pied en avant pour le faire trébucher

(g) (dislocate)

∎ to put one's back/shoulder out se démettre le dos/l'épaule;

∎ I've put my back out je me suis déplacé une vertèbre

(h) (annoy, upset)

∎ to be put out about sth être fâché à cause de qch;

∎ he seems quite put out about it on dirait que ça l'a vraiment contrarié

(i) (inconvenience) déranger;

∎ I hope I haven't put you out j'espère que je ne vous ai pas dérangé;

∎ she's always ready to put herself out for other people elle est toujours prête à rendre service

(j) (sprout → shoots, leaves) produire

(k) (make unconscious → with drug, injection) endormir

(l) (subcontract) sous-traiter;

∎ we put most of our work out nous confions la plus grande partie de notre travail à des sous-traitants

(m) Horticulture (plant out) repiquer

2 intransitive verb

(a) Nautical prendre le large;

∎ to put out to sea faire appareiller

(b) American familiar (woman) accepter de coucher ( for avec);

∎ everyone knows she puts out tout le monde sait qu'elle est prête à coucher;

∎ did she put out? est-ce qu'elle a bien voulu coucher?;

∎ she'd put out for anybody elle coucherait avec le premier venu

➲ put over = put across

➲ put round separable transitive verb

(spread → gossip, story) faire courir

➲ put through separable transitive verb

(a) Telecommunications (connect) passer la communication à;

∎ hold on, I'll try to put you through ne quittez pas, je vais essayer de vous le/la passer;

∎ put the call through to my office passez-moi la communication dans mon bureau;

∎ I'll put you through to Mrs Powell je vous passe Mme Powell

(b) (carry through, conclude) conclure;

∎ we finally put through the necessary reforms nous avons fini par faire passer les réformes nécessaires

(c) (subject to) soumettre à;

∎ he was put through a whole battery of tests on l'a soumis à toute une série d'examens;

∎ I'm sorry to put you through this je suis désolé de vous imposer ça;

∎ have you any idea what you're putting him through? as-tu la moindre idée de ce que tu lui fais subir?;

∎ familiar to put sb through it en faire voir de toutes les couleurs à qn; (at interview) faire passer un mauvais quart d'heure à qn;

∎ he really put me through it il m'en a vraiment fait voir (de toutes les couleurs)

(d) (pay for)

∎ he put himself through college il a payé ses études

➲ put together separable transitive verb

(a) (place side by side → two objects) mettre côte à côte; (→ facts) rapprocher, comparer;

∎ he's more trouble than the rest of them put together il nous crée plus de problèmes à lui seul que tous les autres réunis

(b) (kit, furniture, engine) monter, assembler; (meal) préparer, confectionner; (menu) élaborer; (dossier) réunir; (proposal, report) préparer; (story, facts) reconstituer; (show, campaign) organiser, monter;

∎ to put sth (back) together again remonter qch;

∎ we're trying to put together enough evidence to convict him nous essayons de réunir assez de preuves pour le faire condamner;

∎ to put together a convincing picture of what happened reconstituer une idée convaincante de ce qui s'est passé;

∎ the programme is nicely put together ce programme est bien fait;

∎ I'll just put a few things together (in my bag) je vais faire rapidement ma valise

➲ put under separable transitive verb

(with drug, injection) endormir

➲ put up

1 separable transitive verb

(a) (raise → hand) lever; (→ flag) hisser; (→ hood) relever; (→ umbrella) ouvrir; (→ one's hair, coat collar) relever;

∎ could all those going put up their hands? que tous ceux qui y vont lèvent la main;

∎ put your hands up! haut les mains!;

∎ familiar put 'em up! (in surrender) haut les mains!; (to fight) défends-toi!;

∎ I'm going to put my feet up for a few minutes je vais me reposer un peu

(b) (erect → tent) dresser, monter; (→ house, factory) construire; (→ monument, statue) ériger; (→ scaffolding) installer, monter; (→ ladder) dresser;

∎ they put up a statue to her ils érigèrent une statue en son honneur

(c) (install, put in place) mettre; (curtains) poser, accrocher; (wallpaper) poser;

∎ they've already put up the Christmas decorations ils ont déjà installé les décorations de Noël;

∎ the shopkeeper put up the shutters le commerçant a baissé le rideau de fer

(d) (send up → rocket, satellite) lancer

(e) (display → sign) mettre; (→ poster) afficher;

∎ the results will be put up tomorrow les résultats seront affichés demain

(f) (show → resistance) offrir, opposer;

∎ to put up a good show bien se défendre;

∎ to put up a struggle se défendre, se débattre

(g) (present → argument, proposal) présenter;

∎ he puts up a good case for abstention il a des arguments convaincants en faveur de l'abstention

(h) (offer for sale)

∎ to put sth up for sale/auction mettre qch en vente/aux enchères

(i) (put forward → candidate) présenter; (→ person, name) proposer (comme candidat);

∎ we are not putting up any candidates nous ne présentons aucun candidat

(j) familiar (provide → capital) fournir;

∎ who's putting the money up for the new business? qui finance la nouvelle entreprise?;

∎ we put up our own money nous sommes auto-financés

(k) (increase) faire monter, augmenter;

∎ this will put up the price of meat ça va faire augmenter ou monter le prix de la viande

(l) (give hospitality to) loger, héberger;

∎ to put sb up for the night coucher qn

(m) (urge, incite)

∎ to put sb up to (doing) sth pousser qn à (faire) qch

(n) archaic (put away → sword, pistol) rengainer

2 intransitive verb

(a) British

∎ to put up at a hotel descendre dans un hôtel;

∎ where are you putting up? où est-ce que tu loges?; (in hotel) où es-tu descendu?;

∎ I'm putting up at Gary's for the moment je loge chez Gary pour le moment

(b) (stand → in election) se présenter, se porter candidat;

∎ she put up as a Labour candidate elle s'est présentée comme candidate du parti travailliste

(c) familiar

∎ put up or shut up! assez parlé, agissez!

➲ put upon inseparable transitive verb

(usu passive) to put upon sb (abuse) abuser de qn; (exploit) exploiter qn;

∎ you shouldn't let yourself be put upon like that! tu ne devrais pas te laisser marcher sur les pieds comme ça!

➲ put up with inseparable transitive verb

supporter, tolérer;

∎ I refuse to put up with this noise any longer! je ne supporterai pas ce bruit une minute de plus!;

∎ we'll have to put up with it il faut l'accepter ou nous y résigner

✾ Book 'Put Out More Flags' Waugh 'Hissez le grand pavois'

Un panorama unique de l'anglais et du français > put
6 match

I 1. noun
1) (equal) Ebenbürtige, der/die

be no match for somebody — sich mit jemandem nicht messen können

she is more than a match for him — sie ist ihm mehr als gewachsen

find or meet one's match — (be defeated) seinen Meister finden

2) (somebody/something similar or appropriate)

be a [good etc.] match for something — [gut usw.] zu etwas passen

3) (Sport) Spiel, das; (Football, Tennis, etc. also) Match, das; (Boxing) Kampf, der; (Athletics) Wettkampf, der

4) (marriage) Heirat, die

make a good match — eine gute Partie machen
2. transitive verb
1) (equal)

match somebody at chess/in originality — es mit jemandem im Schach/an Originalität (Dat.) aufnehmen [können]

2) (pit)

match somebody with or against somebody — jemanden jemandem gegenüberstellen

be matched against somebody — gegen jemanden antreten

3)

be well matched — [Mann u. Frau:] gut zusammenpassen; [Spieler, Mannschaften:] sich (Dat.) ebenbürtig sein

4) (harmonize with) passen zu

match each other exactly — genau zueinander passen
3. intransitive verb
(correspond) zusammenpassen

with a scarf etc. to match — mit [dazu] passendem Schal usw

Phrasal Verbs:

- academic.ru/89023/match_up">match up
II noun
(for lighting) Streichholz, das; Zündholz, das (südd., österr.)

* * *
[mæ ] I noun
(a short piece of wood or other material tipped with a substance that catches fire when rubbed against a rough or specially-prepared surface: He struck a match.) das Streichholz

- matchbox
II 1. noun
1) (a contest or game: a football/rugby/chess match.) der Wettkampf

2) (a thing that is similar to or the same as another in some way(s) eg in colour or pattern: These trousers are not an exact match for my jacket.) das Passende

3) (a person who is able to equal another: She has finally met her match at arguing.) der/die/das Ebenbürtige

4) (a marriage or an act of marrying: She hoped to arrange a match for her daughter.) die Heirat
2. verb
1) (to be equal or similar to something or someone in some way eg in colour or pattern: That dress matches her red hair.) passen zu

2) (to set (two things, people etc) to compete: He matched his skill against the champion's.) ausspielen

•

- matched
- matchless
- matchmaker
* * *

match¹

<pl -es>

[mætʃ]

n Streichholz nt, Zündholz nt SCHWEIZ

a box of \matches eine Schachtel Streichhölzer

to put a \match to sth etw anzünden

to strike a \match ein Streichholz anzünden

match²

[mætʃ]

I. n

<pl -es>

1. SPORT Spiel nt ( against gegen + akk, with mit + dat); CHESS Partie f ( against gegen + akk, with mit + dat)

▪ a \match with [or against] sb ein Spiel mit jdm [o gegen jdn]

boxing \match Boxkampf m

cricket \match Kricketmatch nt

football \match Fußballspiel nt

to lose/win a \match ein Spiel verlieren/gewinnen

to play in a \match mitspielen

tennis \match Tennismatch nt, Tennisspiel nt

2. usu sing (complement)

the new tablecloth is a perfect \match for the carpet die neue Tischdecke passt ideal zum Teppich

to be a good \match gut zusammenpassen

3. (one of pair) Gegenstück nt

4. usu sing (equal) ebenbürtiger Gegner/ebenbürtige Gegnerin ( for für + akk)

a good \match ein ebenbürtiger Gegner/eine ebenbürtige Gegnerin

to meet one's \match (meet equal) einen ebenbürtigen Gegner/eine ebenbürtige Gegnerin finden; (lose) seinen Meister finden

to be more than a \match for sb/sth jdm/etw [haushoch] überlegen sein

to be no \match for sb/sth sich akk mit jdm/etw nicht messen können, jdm/etw nicht gewachsen sein

5. (marriage) Ehe f; (couple) Paar nt; (person) Partie f

theirs is a \match made in heaven sie sind wie für einander geschaffen

they are a perfect \match die beiden sind ein Traumpaar

to be a good \match for sb eine gute Partie für jdn sein

to make a good \match (be good prospect) eine gute Partie sein; (find good partner) eine gute Partie machen

6. COMPUT (search result) Treffer m

7.

▶ to have a shouting [or BRIT slanging] \match sich akk gegenseitig anschreien pej [o lautstark streiten

II. vi (harmonize) zusammenpassen; (make pair) zusammengehören

a dress with accessories to \match ein Kleid mit dazu passenden Accessoires

III. vt

1. (complement)

▪ to \match sth zu etw dat passen

does this shirt \match these trousers? passt das Hemd zu der Hose?

2. (find complement)

▪ to \match sth [with [or to] sth] etw [auf etw akk] abstimmen

I'm trying to \match the wallpaper with the curtains ich versuche eine Tapete zu finden, die zu den Gardinen passt

I'm trying to \match the names on the list with the faces on the photograph ich versuche die Namen auf dieser Liste den Gesichtern auf dem Foto zuzuordnen

our aim is to \match the applicant to the job unser Ziel ist es, den passenden Kandidaten für diese Stelle zu finden

to \match colours [or AM colors] Farben aufeinander abstimmen

3. (equal)

▪ to \match sb/sth jdm/etw gleichkommen

you can't \match Jones & Son for quality was die Qualität angeht, ist Jones & Son unerreicht

it would be difficult to \match the service this airline provides es wäre schwierig, dem [hervorragenden] Service dieser Fluggesellschaft Konkurrenz zu machen

4. usu passive (in contest)

▪ to be \matched against sb gegen jdn antreten

5. (correspond to)

▪ to \match sth etw dat entsprechen, zu etw dat passen

he \matches the description the victim gave us die Beschreibung des Opfers trifft auf ihn zu

6. (compare)

▪ to \match sth [against sth] etw [mit etw dat] vergleichen, etw [an etw dat] messen

7. ELEC

▪ to \match sth [with [or to] sth] impedances etw [mit etw dat] abgleichen

8. COMPUT (in database)

▪ to \match sth [with [or to] sth] etw [mit etw dat] vergleichen

* * *
I [mtʃ]
n
Streichholz nt, Zündholz nt II
1. n

1)

(= sb/sth similar, suitable etc) to be or make a good match — gut zusammenpassen

the skirt is a good match for the sweater — der Rock passt gut zum Pullover

I want a match for this yellow paint — ich möchte Farbe in diesem Gelbton

this chair is a match for that one — dieser Stuhl ist das Gegenstück zu dem

2)

he's a match for anybody — er kann es mit jedem aufnehmen

A was more than a match for B — A war B weit überlegen

to meet one's match — seinen Meister finden

3) (= marriage) Heirat f

who thought up this match? — wer hat die beiden zusammengebracht?

she made a good match — sie hat eine gute Partie gemacht

he's a good match — er ist eine gute Partie

4) (SPORT) (general) Wettkampf m; (= team game) Spiel nt; (TENNIS) Match nt, Partie f; (BOXING, FENCING) Kampf m; (= quiz) Wettkampf m, Wettbewerb m

athletics match — Leichtathletikkampf

I'll give you a match — ich werde einmal gegen Sie spielen

we must have another match some time —

that's match (Tennis) — Match!, damit ist das Match entschieden

2. vt

1) (= pair off) (einander) anpassen

match each diagram with its counterpart — ordnen Sie die Schaubilder einander zu

2) (= equal) gleichkommen (+dat) (in an +dat)

A doesn't quite match B in originality — A kann es an Originalität nicht mit B aufnehmen

nobody can match him in argument — niemand kann so gut argumentieren wie er

a quality that has never been matched since — eine Qualität, die bislang unerreicht ist or noch ihresgleichen sucht

no knight could match him in battle — kein Ritter konnte sich mit ihm messen

I can't match him in chess —

that sort of easy self-confidence which is not matched by any great degree of intelligence — jene Selbstsicherheit, die nicht mit der entsprechenden Intelligenz gepaart ist

match that if you can! — das soll erst mal einer nachmachen, das macht so leicht keiner nach!

three kings! match that! — drei Könige! kannst du da noch mithalten?

this climate/whisky can't be matched anywhere in the world — so ein Klima/so einen Whisky gibt es nicht noch einmal

3) (= correspond to) entsprechen (+dat)

the results did not match our hopes — die Ergebnisse entsprachen nicht unseren Hoffnungen

match case (Comput) — Groß-/Kleinschreibung beachten

matching words — Wortentsprechungen pl

4) (clothes, colours) passen zu

she matched the carpet with a nice rug —

can you match this fabric? — haben Sie etwas, das zu diesem Stoff passt?

to match textures and fabrics so that... — Strukturen und Stoffe so aufeinander abstimmen, dass...

his face matched the red of his sweater — sein Gesicht war so rot wie sein Pullover

5)

(= pit) he decided to match his team against or with the champions — er beschloss, seine Mannschaft gegen die Meister antreten zu lassen

to be matched against sb — gegen jdn antreten

to match one's wits against sb — sich geistig mit jdm messen

to match one's strength against sb — seine Kräfte mit jdm messen

3. vi
zusammenpassen
it doesn't match — das passt nicht (zusammen)

with a skirt to match — mit (dazu) passendem Rock

* * *

match¹ [mætʃ]

A s

1. (der, die, das) Gleiche oder Ebenbürtige:

his match

a) seinesgleichen,

b) sein Ebenbild,

c) jemand, der es mit ihm aufnehmen kann,

d) seine Lebensgefährtin;

find ( oder meet) one’s match seinen Meister finden ( in sb in jemandem);

be a (no) match for sb jemandem (nicht) gewachsen sein;

be no match for sb auch gegen jemanden nicht ankommen, es nicht mit jemandem aufnehmen können, sich nicht mit jemandem messen können;

be more than a match for sb jemandem überlegen sein

2. (dazu) passende Sache oder Person, Gegenstück n:

I can’t find a match for this carpet ich finde nichts, was zu diesem Teppich passt

3. (zusammenpassendes) Paar, Gespann n (auch fig):

they are an excellent match sie passen ausgezeichnet zueinander oder zusammen

4. WIRTSCH Artikel m gleicher Qualität

5. SPORT (Fußball- etc) Spiel n, (Tennis) Match n, (Box- etc) Kampf m:

the match for third place das Spiel um den dritten Platz

6. a) Heirat f:

make a match eine Ehe stiften;

make a match of it heiraten

b) (gute etc) Partie:

she is a good match;

make a good match eine gute Partie machen

B v/t

1. a) jemanden passend verheiraten (to, with mit)

b) Tiere paaren

2. einer Person oder Sache etwas Gleiches gegenüberstellen, jemanden oder etwas vergleichen ( with mit):

match one’s skill with sich messen mit;

match one’s strength against sb(’s) seine Kräfte mit jemandem messen

3. jemanden ausspielen ( against gegen)

4. passend machen, anpassen (to, with an akk)

5. jemandem oder einer Sache (auch farblich etc) entsprechen, passen zu:

the carpet does not match the wallpaper der Teppich passt nicht zur Tapete;

a shirt to match his suit ein zu seinem Anzug passendes Hemd; → well-matched 2

6. zusammenfügen

7. etwas Gleiches oder Passendes auswählen oder finden zu:

can you match this velvet for me? haben Sie etwas Passendes zu diesem Samt(stoff)?

8. ELEK angleichen, anpassen

9. (for, in) jemandem ebenbürtig oder gewachsen sein (in dat), es mit jemandem oder einer Sache aufnehmen können (in dat), einer Sache gleichkommen:

no one can match her in cooking niemand kann so gut kochen wie sie;

match that if you can mach das erst einmal nach, wenn du kannst!;

… can’t be matched … ist oder sind unerreicht oder nicht zu überbieten;

the teams are well matched die Mannschaften sind gleich stark

10. US umg

a) eine Münze hochwerfen

b) mit jemandem knobeln

C v/i

1. obs sich verheiraten ( with mit)

2. zusammenpassen, übereinstimmen ( beide:

with mit), entsprechen (to dat):

the carpet and the wallpaper don’t match der Teppich und die Tapete passen nicht zusammen;

she bought a brown coat and gloves to match sie kaufte einen braunen Mantel und dazu passende Handschuhe;

he had nothing to match er hatte dem nichts entgegenzusetzen;

match up to sb’s expectations jemandes Erwartungen entsprechen

match² [mætʃ] s

1. Zünd-, Streichholz n

2. Zündschnur f

3. HIST

a) Zündstock m

b) Lunte f

* * *
I 1. noun
1) (equal) Ebenbürtige, der/die

be no match for somebody — sich mit jemandem nicht messen können

she is more than a match for him — sie ist ihm mehr als gewachsen

find or meet one's match — (be defeated) seinen Meister finden

2) (somebody/something similar or appropriate)

be a [good etc.] match for something — [gut usw.] zu etwas passen

3) (Sport) Spiel, das; (Football, Tennis, etc. also) Match, das; (Boxing) Kampf, der; (Athletics) Wettkampf, der

4) (marriage) Heirat, die

make a good match — eine gute Partie machen
2. transitive verb
1) (equal)

match somebody at chess/in originality — es mit jemandem im Schach/an Originalität (Dat.) aufnehmen [können]

2) (pit)

match somebody with or against somebody — jemanden jemandem gegenüberstellen

be matched against somebody — gegen jemanden antreten

3)

be well matched — [Mann u. Frau:] gut zusammenpassen; [Spieler, Mannschaften:] sich (Dat.) ebenbürtig sein

4) (harmonize with) passen zu

match each other exactly — genau zueinander passen
3. intransitive verb
(correspond) zusammenpassen

with a scarf etc. to match — mit [dazu] passendem Schal usw

Phrasal Verbs:

- match up
II noun
(for lighting) Streichholz, das; Zündholz, das (südd., österr.)

* * *

n.

(§ pl.: matches)

= Gegenstück n.

Kampf ¨-e (Sport) m.

Spiel -e n.

Streichholz n.

Wachsstreichholz n.

Wettkampf m.

Zündholz -¨er n.

dazu passende Person f.

dazu passende Sache f. v.

gleichkommen v.

sich messen mit v.

übereinstimmen (Muster) v.

übereinstimmen v.

English-german dictionary > match
7 match

I [mætʃ]
nome (for lighting fire) fiammifero m.

to put a match to sth. — dare fuoco a qcs
II [mætʃ]
nome

1) sport incontro m., partita f.

2) (equal)

to be a match for sb. — tenere testa a qcn.

to be no match for sb. — non essere all'altezza di qcn., non poter competere con qcn.

to meet one's match — trovare qualcuno alla propria altezza

he's more than a match for Max — Max non regge il confronto con lui

3) (thing that harmonizes)

to be a good match for sth. — [shoes, curtains, colour] andare bene con qcs.

an exact match for the broken cup — una tazza identica a quella rotta

4) (marriage) unione f., matrimonio m.

to make a good match — sposare un buon partito
III 1. [mætʃ]
verbo transitivo

1) (harmonize with) [colour, bag] intonarsi con, stare bene con; (correspond to) corrispondere a; [product, supply] rispondere a [ demand]; [ word] corrispondere a [ definition]

his job ideally matches his interests — il suo lavoro corrisponde perfettamente ai suoi gusti

2) (equal) uguagliare [record, achievements]

we will match our competitors' prices — allineeremo i nostri prezzi con quelli della concorrenza

his wit cannot be matched — la sua arguzia non ha pari

she more than matched him in aggression — era ben più aggressiva di lui

when it comes to cheating there's nobody to match him — quando si tratta di imbrogliare, non c'è nessuno come lui

3) (find a match for)

to match trainees with companies — mettere in contatto gli stagisti con le società

to match the names to the photos — abbinare i nomi alle foto
2.
verbo intransitivo [ colours, clothes, curtains] intonarsi; [ components] combaciare

that button doesn't match — quel bottone non è uguale agli altri

with gloves to match — con guanti coordinati

- match up

* * *
[mæ ] I noun
(a short piece of wood or other material tipped with a substance that catches fire when rubbed against a rough or specially-prepared surface: He struck a match.)

- matchbox
II 1. noun
1) (a contest or game: a football/rugby/chess match.)

2) (a thing that is similar to or the same as another in some way(s) eg in colour or pattern: These trousers are not an exact match for my jacket.)

3) (a person who is able to equal another: She has finally met her match at arguing.)

4) (a marriage or an act of marrying: She hoped to arrange a match for her daughter.)
2. verb
1) (to be equal or similar to something or someone in some way eg in colour or pattern: That dress matches her red hair.)

2) (to set (two things, people etc) to compete: He matched his skill against the champion's.)

•

- matched
- matchless
- matchmaker
* * *
I [mætʃ]
nome (for lighting fire) fiammifero m.

to put a match to sth. — dare fuoco a qcs
II [mætʃ]
nome

1) sport incontro m., partita f.

2) (equal)

to be a match for sb. — tenere testa a qcn.

to be no match for sb. — non essere all'altezza di qcn., non poter competere con qcn.

to meet one's match — trovare qualcuno alla propria altezza

he's more than a match for Max — Max non regge il confronto con lui

3) (thing that harmonizes)

to be a good match for sth. — [shoes, curtains, colour] andare bene con qcs.

an exact match for the broken cup — una tazza identica a quella rotta

4) (marriage) unione f., matrimonio m.

to make a good match — sposare un buon partito
III 1. [mætʃ]
verbo transitivo

1) (harmonize with) [colour, bag] intonarsi con, stare bene con; (correspond to) corrispondere a; [product, supply] rispondere a [ demand]; [ word] corrispondere a [ definition]

his job ideally matches his interests — il suo lavoro corrisponde perfettamente ai suoi gusti

2) (equal) uguagliare [record, achievements]

we will match our competitors' prices — allineeremo i nostri prezzi con quelli della concorrenza

his wit cannot be matched — la sua arguzia non ha pari

she more than matched him in aggression — era ben più aggressiva di lui

when it comes to cheating there's nobody to match him — quando si tratta di imbrogliare, non c'è nessuno come lui

3) (find a match for)

to match trainees with companies — mettere in contatto gli stagisti con le società

to match the names to the photos — abbinare i nomi alle foto
2.
verbo intransitivo [ colours, clothes, curtains] intonarsi; [ components] combaciare

that button doesn't match — quel bottone non è uguale agli altri

with gloves to match — con guanti coordinati

- match up

English-Italian dictionary > match
8 match

n. gelijke; opgewassen (zijn; wedstrijd, match; huwelijk; partij; paar, stel; lucifer
--------
v. aanpassen; passen; een waardige tegenstander; vergelijken; gelijk maken; huwelijken; uithuwelijken; (in computers) het vergelijken van informatie

match¹

[ mætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 gelijke ⇒ partuur

2 wedstrijd ⇒ match

3 huwelijk

4 partij ⇒ (potentiële) huwelijkspartner

5 paar ⇒ koppel, stel (bij elkaar passende zaken)

6 lucifer

♦voorbeelden:

1   find/meet one's match • zijns gelijke vinden

     be a match for • opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voor

     be more than a match for someone • iemand de baas zijn

3   make a (happy) match (of it) • een (gelukkig) huwelijk sluiten

6   place/put/set a match to something • iets in brand steken

————————

match²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (bij elkaar) passen

♦voorbeelden:

1   matching clothes/colours • bij elkaar passende kleren/kleuren

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 evenaren ⇒ opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voor

2 vergelijken ⇒ tegenover elkaar stellen

3 passen bij

4 doen passen ⇒ aanpassen, schakeren 〈 kleur〉

♦voorbeelden:

1   matching fund • subsidie evenredig met publieke bijdrage

     can you match that? • kan je dat net zo goed doen?

     they are well matched • zij zijn aan elkaar gewaagd

2   match oneself against someone • zich met iemand meten

3   they are well matched • ze passen goed bij elkaar

4   match jobs and applicants • het juiste werk voor de juiste kandidaten uitzoeken

     match to • in overeenstemming brengen met

English-Dutch dictionary > match
9 match

mæ
I noun
(a short piece of wood or other material tipped with a substance that catches fire when rubbed against a rough or specially-prepared surface: He struck a match.) cerilla, fósforo

- matchbox

II
1. noun
1) (a contest or game: a football/rugby/chess match.)

2) (a thing that is similar to or the same as another in some way(s) eg in colour or pattern: These trousers are not an exact match for my jacket.) partido, encuentro

3) (a person who is able to equal another: She has finally met her match at arguing.) juego, combinación

4) (a marriage or an act of marrying: She hoped to arrange a match for her daughter.) igual

2. verb
1) (to be equal or similar to something or someone in some way eg in colour or pattern: That dress matches her red hair.) hacer juego con, combinar con

2) (to set (two things, people etc) to compete: He matched his skill against the champion's.) enfrentar

•

- matched
- matchless
- matchmaker

match¹ n

1. cerilla

a box of matches una caja de cerillas

light the candle with a match enciende la vela con una cerilla

2. partido

a rugby match un partido de rugby

El plural de match se escribe matches

match² vb

1. igualar

nobody can match him nadie lo iguala

2. hacer juego / combinar

her shoes match her hat sus zapatos hacen juego con el sombrero

those colours don't match esos colores no combinan bien

match

tr[mæʧ]

noun

1 SMALLSPORT/SMALL (football, hockey, etc) partido, encuentro; (boxing, wrestling) combate nombre masculino; (tennis) partido, match nombre masculino

2 (equal) igual nombre masulino o femenino

■ when it comes to chess, she's no match for you ella no puede competir contigo al ajedrez

3 (marriage) casamiento, matrimonio

■ they are a good match hacen buena pareja

■ he's a good match es un buen partido

4 (clothes, colour, etc) juego, combinación nombre femenino

■ they're a perfect match combinan perfectamente

■ this hat is a good match for my coat este sombrero hace juego con mi abrigo

transitive verb

1 (equal) igualar

■ we have to match their prices tenemos que igualar sus precios

■ no-one can match him at poker no tiene igual en póker

■ this restaurant can't be matched for quality en cuanto a calidad este restaurante no tiene par

2 (go well with) hacer juego (con), combinar (con)

■ the curtains match the carpet las cortinas hacen juego con la alfombra

■ her shoes match her dress los zapatos hacen juego con el vestido

3 (be like, correspond to) corresponder a, ajustarse a

■ his feelings matched yours sus sentimientos correspondían a los tuyos

intransitive verb

1 (go together) hacer juego, combinar

■ do these colours match? ¿estos colores combinan?

■ a scarf and gloves to match una bufanda y unos guantes que hacen juego

2 (tally) coincidir, concordar

3 (people) llevarse bien, avenirse

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

to be well-matched (couple) hacer buena pareja 2 (opponents, teams) ser del mismo nivel

to match somebody against somebody enfrentar alguien a alguien

to meet one's match encontrar la horma de su zapato

match point (in tennis) pelota de partido

————————

match

tr[mæʧ]

noun

1 (light) cerilla, fósforo

match ['mæʧ] vt

1) pit: enfrentar, oponer

2) equal, fit: igualar, corresponder a, coincidir con

3) : combinar con, hacer juego con

her shoes match her dress: sus zapatos hacen juego con su vestido

match vi

1) correspond: concordar, coincidir

2) : hacer juego

with a tie to match: con una corbata que hace juego

match n

1) equal: igual mf

he's no match for her: no puede competir con ella

2) fight, game: partido m, combate m (en boxeo)

3) marriage: matrimonio m, casamiento m

4) : fósforo m, cerilla f, cerillo m in various countries)

he lit a match: encendió un fósforo

5)

to be a good match : hacer buena pareja (dícese de las personas), hacer juego (dícese de la ropa)

match

n.

(§ pl.: matches) = cerilla (Fósforo) s.f.

• cerillo s.m.

• combate s.m.

• concurso s.m.

• fósforo (Cerilla) s.m.

• igual s.m.

• matrimonio s.m.

• partido (Deporte) s.m.

• torneo s.m.

v.

• aparear v.

• casar v.

• coincidir v.

• emparejar v.

• empatar v.

• equiparar v.

• hacer juego (Textil) v.

• hermanar v.

• igualar v.

• matizar v.

• parear v.

mætʃ
I

noun

1) ( for fire) fósforo m, cerilla f (Esp), cerillo m (esp AmC, Méx)

2) ( Sport)

boxing/wrestling match — combate m or match m de boxeo/de lucha libre

tennis match — partido m de tenis

football/hockey match — (BrE) partido m de fútbol/de hockey

3) ( equal) (no pl)

to be a/no match for somebody — estar*/no estar* a la altura de alguien, poder*/no poder* competir con alguien

to meet one's match — encontrar* la horma de su zapato

4) (no pl) ( something similar)

they are a good match — \<\<couple\>\> hacen buena pareja

that shirt is a perfect match for my suit — esa camisa va or queda perfecta con mi traje

II
1.

transitive verb

1) ( equal) igualar

we have nothing to match their new line — no tenemos nada equiparable a su nueva línea

I'll match any offer he makes — estoy dispuesto a igualar cualquier oferta que él haga

2)

a) ( correspond to) ajustarse a, corresponder a

does it match the description? — ¿se ajusta or corresponde a la descripción?

b) ( harmonize with) hacer* juego con

it matches my shoes — hace juego con mis zapatos, queda bien con mis zapatos

c) (make correspond, find equivalent for)

match the words with the pictures — encuentra la palabra que corresponda a cada dibujo

to be well matched — \<\<competitors\>\> ser* del mismo nivel, ser* muy parejos (esp AmL); \<\<couple\>\> hacer* buena pareja

d) matching pres p haciendo juego, a juego (Esp)

2.

vi

a) ( go together) \<\<clothes/colors\>\> hacer* juego, combinar, pegar* (fam)

a coat and a scarf to match — un abrigo y una bufanda haciendo juego or (Esp) a juego

a demanding job with a salary to match — un trabajo que exige mucho con un salario acorde

b) ( tally) coincidir, concordar*

Phrasal Verbs:

- match up

I

[mætʃ]
N (for lighting) fósforo m, cerilla f, cerillo m (Mex)
a box of matches — una caja de fósforos or cerillas

II [mætʃ]
1. N

1) (esp Brit) (Tennis, Cricket) partido m ; (Ftbl) partido m, encuentro m ; (Boxing) combate m ; (Fencing) asalto m

boxing match — combate m de boxeo
shooting 3., shouting 2., test 4.
2) (=complement)

the skirt is a good match for the jumper — la falda hace juego or queda bien con el jersey

I'm looking for a match for these curtains — estoy buscando un color que haga juego con estas cortinas

the two of them make or are a good match — hacen una buena pareja

3) (=equal)

to be a match/no match for sb — estar/no estar a la altura de algn

he was more than a match for Paul — venció fácilmente a Paul

he's a match for anybody — puede competir con el más pintado, está a la altura del más pintado

to meet one's match (in sb) — encontrar la horma de su zapato (en algn)

4) (=marriage) casamiento m, matrimonio m ; (=potential partner) partido m

he's a good match — es un buen partido

she made a good match — se casó bien

2. VT

1) (=pair off) emparejar

they're well matched — [couple] hacen buena pareja

the teams were well matched — los equipos estaban muy igualados or (esp LAm) eran muy parejos

they match your skills with employers' requirements — emparejan tus aptitudes con los requisitos de las empresas

the children were asked to match the pictures with the words — se pidió a los niños que emparejaran las imágenes con las palabras

they matched fibres to the suspect's clothes — encontraron fibras que se correspondían con la ropa del sospechoso
evenly
2) (=equal) igualar

her performance would be hard to match — su actuación sería difícil de igualar

I can match any offer — puedo igualar cualquier oferta

for sheer cheek there's no one to match him — en cuanto a cara dura no hay quien le iguale

the results did not match our expectations — los resultados no estuvieron a la altura de nuestras expectativas

3) (=correspond to) ajustarse a, corresponder a

a man matching the police description — un hombre que se ajustaba a or que correspondía a la descripción de la policía

4) (=put in opposition to) enfrentar

to match sth/sb against sth/sb — enfrentar algo/a algn a or con algo/algn

she matched her wits against his strength — enfrentó or midió su ingenio con la fuerza de él

Scotland has been matched against France in the final — Escocia se enfrentará a or con Francia en la final

5) (=tone with) [+ clothes, colours] combinar con, hacer juego con

6) (also: match up) (=find sth similar to)

can you match (up) this material? — (with sth exactly same) ¿puedes encontrar algo que iguale este tejido?; (with sth which goes well) ¿puedes encontrar algo que vaya bien con este tejido?

3. VI

1) (=go together) [colours] combinar bien; [clothes] hacer juego

I dyed the shoes to match — teñí los zapatos para que hicieran juego

with a skirt to match — con una falda a tono or que hace juego

he has a vicious tongue and a temper to match — tiene una lengua viperina y un genio de mil demonios *

2) (=be the same) corresponderse, coincidir

4.

CPD

match point N — (Tennis) bola f de partido, match point m

match report N — informe m sobre el partido

- match up

- match up to

* * *
[mætʃ]
I

noun

1) ( for fire) fósforo m, cerilla f (Esp), cerillo m (esp AmC, Méx)

2) ( Sport)

boxing/wrestling match — combate m or match m de boxeo/de lucha libre

tennis match — partido m de tenis

football/hockey match — (BrE) partido m de fútbol/de hockey

3) ( equal) (no pl)

to be a/no match for somebody — estar*/no estar* a la altura de alguien, poder*/no poder* competir con alguien

to meet one's match — encontrar* la horma de su zapato

4) (no pl) ( something similar)

they are a good match — \<\<couple\>\> hacen buena pareja

that shirt is a perfect match for my suit — esa camisa va or queda perfecta con mi traje

II
1.

transitive verb

1) ( equal) igualar

we have nothing to match their new line — no tenemos nada equiparable a su nueva línea

I'll match any offer he makes — estoy dispuesto a igualar cualquier oferta que él haga

2)

a) ( correspond to) ajustarse a, corresponder a

does it match the description? — ¿se ajusta or corresponde a la descripción?

b) ( harmonize with) hacer* juego con

it matches my shoes — hace juego con mis zapatos, queda bien con mis zapatos

c) (make correspond, find equivalent for)

match the words with the pictures — encuentra la palabra que corresponda a cada dibujo

to be well matched — \<\<competitors\>\> ser* del mismo nivel, ser* muy parejos (esp AmL); \<\<couple\>\> hacer* buena pareja

d) matching pres p haciendo juego, a juego (Esp)

2.

vi

a) ( go together) \<\<clothes/colors\>\> hacer* juego, combinar, pegar* (fam)

a coat and a scarf to match — un abrigo y una bufanda haciendo juego or (Esp) a juego

a demanding job with a salary to match — un trabajo que exige mucho con un salario acorde

b) ( tally) coincidir, concordar*

Phrasal Verbs:

- match up

English-spanish dictionary > match
10 set

1.
[set]transitive verb, -tt-, set

1) (put) (horizontally) legen; (vertically) stellen

set somebody ashore — jemanden an Land setzen

set the proposals before the board — (fig.) dem Vorstand die Vorschläge unterbreiten od. vorlegen

set something against something — (balance) etwas einer Sache (Dat.) gegenüberstellen

2) (apply) setzen

set pen to paper — etwas zu Papier bringen

set a match to something — ein Streichholz an etwas (Akk.) halten

3) (adjust) einstellen (at auf + Akk.); aufstellen [Falle]; stellen [Uhr]

set the alarm for 5.30 a.m. — den Wecker auf 5.30 Uhr stellen

4)

be set — (have location of action) [Buch, Film:] spielen

set a book/film in Australia — ein Buch/einen Film in Australien spielen lassen

5) (specify) festlegen [Bedingungen]; festsetzen [Termin, Ort usw.] ( for auf + Akk.)

set the interest rate at 10 % — die Zinsen auf 10 % festsetzen

set limits — Grenzen setzen

6) (bring into specified state)

set something/things right or in order — etwas/die Dinge in Ordnung bringen

set somebody laughing — jemanden zum Lachen bringen

set a dog barking — einen Hund anschlagen lassen

set somebody thinking that... — jemanden auf den Gedanken bringen, dass...

the news set me thinking — die Nachricht machte mich nachdenklich

7) (put forward) stellen [Frage, Aufgabe]; aufgeben [Hausaufgabe]; vorschreiben [Textbuch, Lektüre]; (compose) zusammenstellen [Rätsel, Fragen]

set somebody a task/problem — jemandem eine Aufgabe stellen/jemanden vor ein Problem stellen

set [somebody/oneself] a target — [jemandem/sich] ein Ziel setzen

8) (turn to solid) fest werden lassen

is the jelly set yet? — ist das Gelee schon fest?

9) (lay for meal) decken [Tisch]; auflegen [Gedeck]

10) (establish) aufstellen [Rekord, Richtlinien]

11) (Med.): (put into place) [ein]richten; einrenken [verrenktes Gelenk]

12) (fix) legen [Haare]

set eyes on somebody/something — jemanden/etwas sehen

13) (Printing) setzen

14)

set somebody in charge of something — jemanden mit etwas betrauen

set a dog on somebody — einen Hund auf jemanden hetzen

set the police after somebody — die Polizei auf jemanden hetzen

set somebody against somebody — jemanden gegen jemanden aufbringen

15)

be set on a hill — [Haus:] auf einem Hügel stehen
2. intransitive verb,
-tt-, set

1) (solidify) fest werden

has the jelly set yet? — ist das Gelee schon fest?

2) (go down) [Sonne, Mond:] untergehen
3. noun
1) (group) Satz, der

set [of two] — Paar, das

a set of chairs — eine Sitzgruppe

a complete set of Dickens' novels — eine Gesamtausgabe der Romane von Dickens

chess set — Schachspiel, das

2) see academic.ru/66102/service">service 1. 9)

3) (section of society) Kreis, der

racing set — Rennsportfreunde od. -fans

the fast set — die Lebewelt

4) (Math.) Menge, die

5)

set [of teeth] — Gebiss, das

6) (radio or TV receiver) Gerät, das; Apparat, der

7) (Tennis) Satz, der

8) (of hair) Frisieren, das; Einlegen, das

9) (Cinemat., film): (built-up scenery) Szenenaufbau, der; Dekoration, die

10) (acting area for film)

on the set — bei den Dreharbeiten
4. adjective
1) (fixed) starr [Linie, Gewohnheit, Blick, Lächeln]; fest [Absichten, Zielvorstellungen, Zeitpunkt]

be set in one's ways or habits — in seinen Gewohnheiten festgefahren sein

deep-set eyes — tief liegende Augen

2) (assigned for study) vorgeschrieben [Buch, Text]

be a set book — Pflichtlektüre sein

3) (according to fixed menu)

set meal or menu — Menü, das

4) (ready)

something is set to increase — etwas wird bald steigen

be/get set for something — zu etwas bereit sein/sich zu etwas fertig machen

be/get set to leave — bereit sein/sich fertig machen zum Aufbruch

all set? — (coll.) alles klar od. fertig?

be all set to do something — bereit sein, etwas zu tun

5) (determined)

be set on something/doing something — zu etwas entschlossen sein/entschlossen sein, etwas zu tun

be [dead] set against something — [absolut] gegen etwas sein

Phrasal Verbs:

- set about

- set apart

- set aside

- set back

- set by

- set down

- set forth

- set in

- set off

- set on

- set out

- set to

- set up

* * *
[set] 1. present participle - setting; verb
1) (to put or place: She set the tray down on the table.) stellen, legen, setzen

2) (to put plates, knives, forks etc on (a table) for a meal: Please would you set the table for me?) decken

3) (to settle or arrange (a date, limit, price etc): It's difficult to set a price on a book when you don't know its value.) festlegen

4) (to give a person (a task etc) to do: The witch set the prince three tasks; The teacher set a test for her pupils; He should set the others a good example.) stellen

5) (to cause to start doing something: His behaviour set people talking.) veranlassen

6) ((of the sun etc) to disappear below the horizon: It gets cooler when the sun sets.) untergehen

7) (to become firm or solid: Has the concrete set?) festwerden

8) (to adjust (eg a clock or its alarm) so that it is ready to perform its function: He set the alarm for 7.00 a.m.) einstellen

9) (to arrange (hair) in waves or curls.) herrichten

10) (to fix in the surface of something, eg jewels in a ring.) fassen

11) (to put (broken bones) into the correct position for healing: They set his broken arm.) richten
2. adjective
1) (fixed or arranged previously: There is a set procedure for doing this.) das Set

2) ((often with on) ready, intending or determined (to do something): He is set on going.)

3) (deliberate: He had the set intention of hurting her.) wohlüberlegt

4) (stiff; fixed: He had a set smile on his face.) starr

5) (not changing or developing: set ideas.) fest

6) ((with with) having something set in it: a gold ring set with diamonds.) eingefaßt
3. noun
1) (a group of things used or belonging together: a set of carving tools; a complete set of (the novels of) Jane Austen.) der Satz

2) (an apparatus for receiving radio or television signals: a television/radio set.) das Gerät

3) (a group of people: the musical set.) der Kreis

4) (the process of setting hair: a shampoo and set.) das Legen

5) (scenery for a play or film: There was a very impressive set in the final act.) der Szenenaufbau

6) (a group of six or more games in tennis: She won the first set and lost the next two.) der Satz

•

- setting
- setback
- set phrase
- set-square
- setting-lotion
- set-to
- set-up
- all set
- set about
- set someone against someone
- set against someone
- set someone against
- set against
- set aside
- set back
- set down
- set in
- set off
- set something or someone on someone
- set on someone
- set something or someone on
- set on
- set out
- set to
- set up
- set up camp
- set up house
- set up shop
- set upon
* * *

set

[set]

I. ADJECTIVE

1. pred (ready) bereit, fertig

▪ to be [all] \set [for sth] [für etw akk] bereit sein

be \set to leave by 8 a.m. um 8 Uhr solltest du startklar sein

to get \set to do sth sich akk darauf vorbereiten, etw zu tun

ready, get \set, go! auf die Plätze, fertig, los!

we were just getting \set to leave when... wir wollten gerade gehen, als...

2. (fixed) pattern, time fest[gesetzt]

\set expression [or phrase] feststehender Ausdruck

\set meal Stammessen nt, Stammgericht nt ÖSTERR; (dish of the day) Tagesgericht nt

\set menu Tageskarte f

\set price Festpreis m, Fixpreis m

at \set times zu festen Zeiten

3. (expression of face) starr

her face took on a \set expression ihre Miene erstarrte

\set smile aufgesetztes Lächeln

4. (unlikely to change)

to have a \set idea about sth eine feste Vorstellung von etw dat haben

to have become a \set habit zur festen Gewohnheit geworden sein

to be \set in one's ways in seinen Gewohnheiten festgefahren sein

5. (likely)

Manchester United looks \set for victory es sieht ganz so aus, als würde Manchester United gewinnen

the rain is \set to continue all week der Regen wird wohl noch die ganze Woche andauern

6. attr, inv (assigned) number, pattern vorgegebene(r, s); subject also bestimmte(r, s)

\set book [or text] Pflichtlektüre

7. (determined)

▪ to be [dead] \set against sth [vollkommen] gegen etw akk sein

▪ to be [dead] \set on sth zu etw akk [wild] entschlossen sein

II. NOUN

1. (collection, group) of glasses, stamps etc. Satz m; (of two items) Paar nt; of clothes etc. Set nt, Garnitur f

he's got a complete \set of Joyce's novels er hat eine Gesamtausgabe von Joyce

box[ed] \set Box-Set nt (ein komplettes Set etwa von CDs oder Videokassetten, das in einem Schuber o.Ä. erhältlich ist)

chemistry \set Chemiekasten m

chess \set Schachspiel nt

a \set of chromosomes ein Chromosomensatz m

\set of encyclopaedias Enzyklopädiereihe f

\set of lectures Vortragsreihe f

\set of rules Regelwerk nt

tea \set Teeservice nt

\set of teeth Gebiss nt

tool \set Werkzeugsatz m

\set of twins Zwillingspaar nt

2. + sing/pl vb (group of people) [Personen]kreis m, Clique f fam

she's got in with a very arty \set sie bewegt sich neuerdings in sehr ausgewählten Künstlerkreisen

the fashion \set die Modefreaks pl sl

the literary \set die Literaten pl

the smart \set die Schickeria meist pej

3. BRIT SCH (class) Kurs f

4. THEAT Bühnenbild nt, Bühnenausstattung f; FILM Szenenaufbau m; (film location) Drehort m

on the \set bei den Dreharbeiten; (location) am Set

5. (appliance) Gerät nt; (television) Fernsehgerät nt, Fernseher m; (radio) Radio[gerät] nt

colour \set Farbfernseher m

an electric fondue \set ein elektrisches Fonduegerät

6. SPORT Satz m

to win a \set einen Satz gewinnen

7. MATH Menge f

\set theory Mengenlehre f

8. MUS Block m

9. COMPUT

data \set Datensatz m; (file) Datei f

10. TYPO (width of character) Set nt o m fachspr

11. BOT (young plant) Setzling m; (bulb) Knolle f

12. (coat of plaster) Feinputz m

13. (sett) Bau m

14. no pl of eyes, jaw Stellung f; of shoulders Haltung f

15. no pl (hair arrangement)

to have a shampoo and \set sich dat die Haare waschen und legen lassen

16. no pl see mindset

17. no pl of the current, tide Richtung f, Lauf m

18. no pl AUS, NZ ( fam: grudge)

to get a \set on sb [die] Wut auf jdn kriegen fam

19. no pl HUNT Vorstehen nt fachspr

20. no pl TECH of the teeth of a saw Schränkung f fachspr

21. no pl TECH (in metal, wood, etc.) Durchbiegung f fachspr

22.

▶ to make a \set at sb BRIT sich akk an jdn ranmachen fam

III. TRANSITIVE VERB

<set, set>

1. (place)

▪ to \set sb/sth somewhere jdn/etw irgendwohin stellen; (on its side) jdn/etw irgendwohin legen

the cat \set a dead mouse in front of us die Katze legte uns eine tote Maus vor

\set the bricks one on top of the other setze einen Klotz auf den anderen

to \set a chair by the bed/window einen Stuhl ans Bett/Fenster stellen

to \set sb on his/her way ( fig) jdn losschicken

I \set her above all others für mich ist sie die Allergrößte

2. usu passive (take place in, be located)

▪ to be \set somewhere:

‘West Side Story’ is \set in New York ‚West Side Story‘ spielt in New York

their house is \set on a hill ihr Haus liegt auf einem Hügel

the novel is \set in the 16th century der Roman spielt im 16. Jahrhundert

3. (cause to be, start)

to \set a boat afloat ein Boot zu Wasser lassen

to \set sth on fire etw in Brand setzen

to \set sth in motion etw in Bewegung setzen [o fig a. ins Rollen bringen]

▪ to \set sb doing sth jdn veranlassen [o dazu bringen], etw zu tun

his remarks \set me thinking seine Bemerkungen gaben mir zu denken

to \set sb loose [or free] jdn freilassen [o auf freien Fuß setzen]

to \set sth right etw [wieder] in Ordnung bringen

to \set sb straight jdn berichtigen

these changes will \set the country on the road to economic recovery diese Änderungen werden das Land zum wirtschaftlichen Aufschwung führen

the noise \set the dog barking wegen des Lärms fing der Hund an zu bellen

4. (release) CHEM

to \set sth free etw freisetzen

5. (adjust, prepare)

▪ to \set sth etw einstellen; (prepare) etw vorbereiten

to \set the alarm for 7.00 a.m. den Wecker auf 07.00 Uhr stellen

to \set a clock/watch eine Uhr/Armbanduhr stellen

to \set the margin TYPO den Rand einstellen

to \set the table den Tisch decken

to \set a thermostat/timer einen Thermostat/Zeitmesser einstellen

to \set a trap eine Falle aufstellen

6. (fix)

▪ to \set sth etw festsetzen

to \set the budget das Budget festlegen

to \set a date/time einen Termin/eine Zeit ausmachen

they still haven't \set a date for their wedding sie haben immer noch keinen Termin für die Hochzeit festgesetzt

to \set a deadline for sb jdm eine Frist setzen

to \set oneself a goal sich dat ein Ziel setzen

to \set a limit eine Grenze setzen

to \set a norm eine Norm festlegen

to \set a price [on sth] einen Preis [für etw akk] festsetzen

to \set one's teeth die Zähne zusammenbeißen

... she said, \setting her jaw firmly... sagte sie mit versteinerter Miene

7. (establish)

to \set a good example to sb jdm ein Vorbild sein

to \set the pace das Tempo angeben [o bestimmen]

to \set a record einen Rekord aufstellen

8. ANAT

▪ to \set sth etw einrenken

to \set a broken bone einen gebrochenen Knochen einrichten fachspr

9. (arrange)

to \set sb's hair jdm die Haare legen

to have one's hair \set sich dat die Haare legen lassen

10. (adorn)

▪ to \set sth with sth etw mit etw dat besetzen

a watch \set with sapphires eine mit Saphiren besetzte Uhr

11. (insert)

▪ to \set sth in[to] sth etw in etw akk einlassen [o fassen]

a bracelet with rubies \set in gold ein Armband mit in Gold gefassten Rubinen

12. MUS

to \set a poem/words etc. to music ein Gedicht/einen Text etc. vertonen

13. esp BRIT, AUS (assign)

to \set sb in charge of sth jdn mit etw dat betrauen

to \set homework Hausaufgaben [o ÖSTERR a. eine Hausübung] aufgeben

to \set a task for sb [or sb a task] jdm eine Aufgabe stellen

to \set sb to work jdm Arbeit zuweisen

14. COMPUT

▪ to \set sth (give variable a value) etw setzen; (define value) etw einstellen

15. TYPO (compose)

to \set a text einen Text setzen

to be \set in Times Roman in Times Roman gesetzt sein

16. (keep watch on)

to \set a guard on sb jdn bewachen lassen

17.

to \set the scene [or stage] for sth (create conditions) die Bedingungen für etw akk schaffen; (facilitate) den Weg für etw akk frei machen

the scene is \set for the summit next week die Vorbereitungen für das Gipfeltreffen nächste Woche sind unter Dach und Fach

18. (sail)

to \set course for sth auf etw akk Kurs nehmen

to \set sail ( also fig) die Segel setzen

to \set sail for/from... nach/von... losfahren

19. (see)

to \set eyes on sb/sth jdn/etw sehen

20. (enter)

to \set foot in [or on] sth etw betreten

21. (calm)

to \set one's mind at ease sich akk beruhigen

22.

to \set one's mind to [or on] sth (concentrate on) sich akk auf etw akk konzentrieren; (approach with determination) etw entschlossen angehen

23.

▶ to \set the world [or the Thames] ablaze [or on fire] [or alight] die Welt aus den Angeln heben

IV. INTRANSITIVE VERB

<set, set>

1. (grow together) bones, limbs zusammenwachsen

2. (become firm) concrete, jelly fest werden

the glue has \set hard der Klebstoff ist ausgehärtet

3. (sink) moon, sun untergehen

4. (have a specified direction) river, stream

to \set to the north/westwards nach Norden/Westen verlaufen

5. HUNT dog vorstehen fachspr

6. (become fixed) eyes verharren; features sich akk versteinern

7. BOT Frucht ansetzen

* * *
(INTERNET) abbr SET m
* * *

set [set]

A s

1. Satz m (Briefmarken, Dokumente, Werkzeuge etc), (Möbel-, Toiletten- etc) Garnitur f, (Speise- etc) Service n:

a set of agreements POL ein Vertragswerk;

a set of colo(u)rs ein Farbensortiment n;

a set of drills ein Satz Bohrer;

set of values Wertanschauung f

2. (Häuser- etc) Gruppe f, (Zimmer) Flucht f:

a set of houses (rooms)

3. WIRTSCH Kollektion f

4. Sammlung f, besonders

a) mehrbändige Ausgabe (eines Autors)

b) (Schriften) Reihe f, (Artikel) Serie f

5. TECH

a) (Maschinen) Satz m, (-)Anlage f, Aggregat n

b) RADIO etc Gerät n, Apparat m

6. a) THEAT Bühnenausstattung f

b) FILM Szenenaufbau m

7. Tennis etc: Satz m

8. MATH

a) Zahlenreihe f

b) Menge f

9. set of teeth Gebiss n

10. (Personen)Kreis m:

a) Gesellschaft(sschicht) f, (literarische etc) Welt

b) pej Clique f

c) SCHULE Unterrichtsgruppe f:

the chic set die Schickeria

11. Sitz m, Schnitt m (von Kleidern)

12. a) Form f

b) Haltung f

13. Richtung f, (Ver)Lauf m (einer Strömung etc):

the set of public opinion der Meinungstrend

14. fig Neigung f, Tendenz f ( beide:

toward[s] zu)

15. PSYCH (innere) Bereitschaft ( for zu)

16. (Sonnen- etc) Untergang m:

the set of day poet das Tagesende

17. TECH Schränkung f (einer Säge)

18. TECH → setting 10

19. ARCH Feinputz m

20. BOT

a) Ableger m, Setzling m

b) Fruchtansatz m

21. Kontertanz:

a) Tänzer(zahl) pl(f), -paare pl

b) Tour f, Hauptfigur f:

first set Quadrille f

22. MUS Serie f, Folge f, Zyklus m

23. JAGD Vorstehen n (des Hundes):

make a dead set at fig

a) jemanden scharf aufs Korn nehmen umg, herfallen über jemanden,

b) es auf einen Mann abgesehen haben (Frau)

24. JAGD (Dachs- etc) Bau m

B adj

1. festgesetzt (Tag etc):

set meal Menü n

2. a) bereit

b) fest entschlossen (on, upon doing zu tun):

all set startklar;

be all set for vorbereitet oder eingestellt sein auf (akk)

3. vorgeschrieben, festgelegt (Regeln etc):

set books pl ( oder reading) SCHULE Pflichtlektüre f

4. wohlüberlegt, einstudiert (Rede etc)

5. feststehend (Redewendungen etc)

6. fest (Meinung): → purpose Bes Redew

7. starr:

a set face ein unbewegtes Gesicht

8. US halsstarrig, stur

9. konventionell, formell (Party etc)

10. zusammengebissen (Zähne)

11. (ein)gefasst (Edelstein)

12. TECH eingebaut (Rohr etc)

13. set fair beständig (auf dem Barometer)

14. → hard-set

15. (in Zusammensetzungen) … gebaut, … gestaltet:

well-set gut gebaut

C v/t prät und pperf set

1. setzen, stellen, legen:

set the glass to one’s lips das Glas an die Lippen setzen;

set a match to ein Streichholz halten an (akk), etwas in Brand stecken (siehe a. die Verbindungen mit anderen entsprechenden Substantiven)

2. in einen Zustand (ver)setzen, bringen:

set sb free jemanden auf freien Fuß setzen, jemanden freilassen; → ease A 2, liberty Bes Redew, right A 5, B 5, etc

3. veranlassen zu:

set a party laughing eine Gesellschaft zum Lachen bringen;

set going in Gang setzen;

set sb thinking

a) jemanden nachdenklich machen, jemandem zu denken geben,

b) jemandem Denkanstöße oder einen Denkanstoß geben; → roar C 1

4. ein-, herrichten, (an)ordnen, zurechtmachen, besonders

a) THEAT die Bühne aufbauen, (Skisport) die Strecke abstecken

b) den Tisch decken

c) TECH (ein)stellen, (-)richten, regulieren

d) die Uhr, den Wecker stellen (by nach dem Radio etc):

set the alarm (clock) for five o’clock den Wecker auf 5 Uhr stellen

e) eine Säge schränken

f) ein Messer abziehen, schärfen

g) MED einen Bruch, Knochen (ein)richten

h) das Haar legen

5. MUS

a) vertonen

b) arrangieren

6. TYPO absetzen

7. AGR

a) Setzlinge (an)pflanzen

b) den Boden bepflanzen

8. a) die Bruthenne setzen

b) Eier unterlegen

9. a) einen Edelstein (ein)fassen

b) mit Edelsteinen etc besetzen

10. eine Wache aufstellen

11. eine Aufgabe, Frage stellen

12. jemanden anweisen ( to do sth etwas zu tun), jemanden an eine Sache setzen

13. a) etwas vorschreiben, bestimmen

b) einen Zeitpunkt festlegen, -setzen, ansetzen

c) ein Beispiel etc geben, eine Regel etc aufstellen

d) einen Rekord aufstellen: → fashion A 1, pace¹ A 1

14. einen Hund etc hetzen (on auf jemanden):

set spies on sb jemanden bespitzeln lassen, auf jemanden Spitzel ansetzen

15. Flüssiges fest werden lassen, Milch gerinnen lassen

16. die Zähne zusammenbeißen

17. den Wert bestimmen, festsetzen

18. einen Preis aussetzen (on auf akk)

19. Geld, sein Leben etc riskieren, aufs Spiel setzen

20. fig legen, setzen:

set one’s hopes on seine Hoffnung setzen auf (akk);

the scene is set in Rome der Schauplatz oder Ort der Handlung ist Rom, das Stück etc spielt in Rom;

the novel is set in Spain der Roman spielt in Spanien

D v/i

1. untergehen (Sonne etc):

his star has set fig sein Stern ist untergegangen

2. a) auswachsen (Körper)

b) ausreifen (Charakter)

3. beständig werden (Wetter etc): → B 13

4. a) fest werden (Flüssiges), erstarren (auch Gesicht, Muskel)

b) TECH abbinden (Zement etc)

c) gerinnen (Milch)

d) sich absetzen (Rahm)

5. brüten (Glucke)

6. gut etc sitzen (Kleidungsstück)

7. fig passen ( with zu)

8. sich bewegen, fließen, strömen:

the current sets to the north die Stromrichtung ist Nord

9. wehen, kommen ( from aus, von) (Wind)

10. sich neigen oder richten:

opinion is setting against him die Meinung richtet sich gegen ihn

11. BOT Frucht ansetzen (Blüte, Baum)

12. ZOOL sich festsetzen (Austern)

13. TECH sich verbiegen

14. JAGD vorstehen (Hund)

15. MED sich einrenken

s. abk

1. second ( seconds pl) s, Sek.

2. section

3. see s.

4. series

5. set

6. HIST Br shilling ( shillings pl)

7. sign

8. signed gez.

9. singular Sg.

10. son

* * *
1.
[set]transitive verb, -tt-, set

1) (put) (horizontally) legen; (vertically) stellen

set somebody ashore — jemanden an Land setzen

set the proposals before the board — (fig.) dem Vorstand die Vorschläge unterbreiten od. vorlegen

set something against something — (balance) etwas einer Sache (Dat.) gegenüberstellen

2) (apply) setzen

set pen to paper — etwas zu Papier bringen

set a match to something — ein Streichholz an etwas (Akk.) halten

3) (adjust) einstellen (at auf + Akk.); aufstellen [Falle]; stellen [Uhr]

set the alarm for 5.30 a.m. — den Wecker auf 5.30 Uhr stellen

4)

be set — (have location of action) [Buch, Film:] spielen

set a book/film in Australia — ein Buch/einen Film in Australien spielen lassen

5) (specify) festlegen [Bedingungen]; festsetzen [Termin, Ort usw.] ( for auf + Akk.)

set the interest rate at 10 % — die Zinsen auf 10 % festsetzen

set limits — Grenzen setzen

6) (bring into specified state)

set something/things right or in order — etwas/die Dinge in Ordnung bringen

set somebody laughing — jemanden zum Lachen bringen

set a dog barking — einen Hund anschlagen lassen

set somebody thinking that... — jemanden auf den Gedanken bringen, dass...

the news set me thinking — die Nachricht machte mich nachdenklich

7) (put forward) stellen [Frage, Aufgabe]; aufgeben [Hausaufgabe]; vorschreiben [Textbuch, Lektüre]; (compose) zusammenstellen [Rätsel, Fragen]

set somebody a task/problem — jemandem eine Aufgabe stellen/jemanden vor ein Problem stellen

set [somebody/oneself] a target — [jemandem/sich] ein Ziel setzen

8) (turn to solid) fest werden lassen

is the jelly set yet? — ist das Gelee schon fest?

9) (lay for meal) decken [Tisch]; auflegen [Gedeck]

10) (establish) aufstellen [Rekord, Richtlinien]

11) (Med.): (put into place) [ein]richten; einrenken [verrenktes Gelenk]

12) (fix) legen [Haare]

set eyes on somebody/something — jemanden/etwas sehen

13) (Printing) setzen

14)

set somebody in charge of something — jemanden mit etwas betrauen

set a dog on somebody — einen Hund auf jemanden hetzen

set the police after somebody — die Polizei auf jemanden hetzen

set somebody against somebody — jemanden gegen jemanden aufbringen

15)

be set on a hill — [Haus:] auf einem Hügel stehen
2. intransitive verb,
-tt-, set

1) (solidify) fest werden

has the jelly set yet? — ist das Gelee schon fest?

2) (go down) [Sonne, Mond:] untergehen
3. noun
1) (group) Satz, der

set [of two] — Paar, das

a set of chairs — eine Sitzgruppe

a complete set of Dickens' novels — eine Gesamtausgabe der Romane von Dickens

chess set — Schachspiel, das

2) see service 1. 9)

3) (section of society) Kreis, der

racing set — Rennsportfreunde od. -fans

the fast set — die Lebewelt

4) (Math.) Menge, die

5)

set [of teeth] — Gebiss, das

6) (radio or TV receiver) Gerät, das; Apparat, der

7) (Tennis) Satz, der

8) (of hair) Frisieren, das; Einlegen, das

9) (Cinemat., film): (built-up scenery) Szenenaufbau, der; Dekoration, die

10) (acting area for film)

on the set — bei den Dreharbeiten
4. adjective
1) (fixed) starr [Linie, Gewohnheit, Blick, Lächeln]; fest [Absichten, Zielvorstellungen, Zeitpunkt]

be set in one's ways or habits — in seinen Gewohnheiten festgefahren sein

deep-set eyes — tief liegende Augen

2) (assigned for study) vorgeschrieben [Buch, Text]

be a set book — Pflichtlektüre sein

3) (according to fixed menu)

set meal or menu — Menü, das

4) (ready)

something is set to increase — etwas wird bald steigen

be/get set for something — zu etwas bereit sein/sich zu etwas fertig machen

be/get set to leave — bereit sein/sich fertig machen zum Aufbruch

all set? — (coll.) alles klar od. fertig?

be all set to do something — bereit sein, etwas zu tun

5) (determined)

be set on something/doing something — zu etwas entschlossen sein/entschlossen sein, etwas zu tun

be [dead] set against something — [absolut] gegen etwas sein

Phrasal Verbs:

- set about

- set apart

- set aside

- set back

- set by

- set down

- set forth

- set in

- set off

- set on

- set out

- set to

- set up

* * *

(sport) n.

Satz ¨-e m. adj.

festgelegt adj.

festgesetzt adj. n.

Garnitur -en f.

Menge -n (Mathematik) f.

Reihe -n f.

Zusammenstellung f. v.

(§ p.,p.p.: set)

= aufstellen v.

einstellen v.

erstarren v.

fest werden ausdr.

festlegen v.

festsetzen v.

legen v.

setzen v.

stellen v.

veranlassen v.

English-german dictionary > set
11 stop

stop
1. past tense, past participle - stopped; verb
1) (to (make something) cease moving, or come to rest, a halt etc: He stopped the car and got out; This train does not stop at Birmingham; He stopped to look at the map; He signalled with his hand to stop the bus.) impedir, evitar, detener

2) (to prevent from doing something: We must stop him (from) going; I was going to say something rude but stopped myself just in time.)

3) (to discontinue or cease eg doing something: That woman just can't stop talking; The rain has stopped; It has stopped raining.) parar

4) (to block or close: He stopped his ears with his hands when she started to shout at him.) tapar(se)

5) (to close (a hole, eg on a flute) or press down (a string on a violin etc) in order to play a particular note.) apretar, cubrir

6) (to stay: Will you be stopping long at the hotel?) quedarse, permanecer

2. noun
1) (an act of stopping or state of being stopped: We made only two stops on our journey; Work came to a stop for the day.) parada, alto, interrupción

2) (a place for eg a bus to stop: a bus stop.) parada

3) (in punctuation, a full stop: Put a stop at the end of the sentence.) punto

4) (a device on a flute etc for covering the holes in order to vary the pitch, or knobs for bringing certain pipes into use on an organ.) registro, llave

5) (a device, eg a wedge etc, for stopping the movement of something, or for keeping it in a fixed position: a door-stop.) tope

•

- stoppage
- stopper
- stopping
- stopcock
- stopgap
- stopwatch
- put a stop to
- stop at nothing
- stop dead
- stop off
- stop over
- stop up

stop¹ n parada

the bus stop la parada de autobús

stop² vb

1. parar / detener

does the number 35 bus stop here? ¿para aquí el autobús número 35?

2. dejar / parar

she never stops talking no para de hablar

3. interrumpir

rain stopped play la lluvia interrumpió el juego

4. impedir

they stopped me going out of the door me impidieron salir por la puerta

stop it! ¡basta ya!

El pasado y participio pasado de stop se escribe stopped; el gerundio se escribe stopping

stop /(e)s'top/ sustantivo masculino ( disco) stop sign
stop m Auto stop sign ' stop' also found in these entries: Spanish: alto - aparte - atajar - bajar - calentarse - callar - callarse - calzo - cascar - cesar - chorrada - consistir - coto - cuestión - dejar - dejarse - despreocuparse - detener - detenerse - discrecional - encontrarse - enrollarse - erradicación - escala - escampar - extemporánea - extemporáneo - gallina - garantizar - hoy - impedir - instar - ladrón - ladrona - lamentarse - lengua - macarra - mamarrachada - mariposear - ombligo - paliza - pamplina - parar - parada - paralizar - pararse - pedigüeña - pedigüeño - próxima - próximo English: be - blurt out - bus stop - by - daydream - dead - do - door stop - door stopper - draw - earth - fast - fiddle about with - full stop - get at - gloat - halt - harp on - jerk - mooch - must - nervous - next - now - pick on - pit stop - play around - request stop - rot - short - stand about - stand around - stop - stop by - stop off - stop out - stop over - stop sign - stop up - stop-off - stop-press - take out - tamper - threaten - time-wasting - urge - waste - way - whine - abruptly

stop

tr[stɒp]

noun

1 (halt) parada, alto

■ the vehicle came to a stop el vehículo se paró

■ work has been at a stop for weeks hace semanas que el trabajo está parado

2 (stopping place) parada

■ bus stop parada de autobús

■ which stop do you want to get off at? ¿dónde quieres bajar?

3 (on journey) parada; (break, rest) descanso, pausa

■ we make two stops on this route hacemos dos paradas en este recorrido

■ let's make a stop for lunch hagamos una parada para comer

■ our first stop was in Paris nuestra primera parada fue en París

4 (punctuation mark) punto; (in telegram) stop nombre masculino

5 SMALLMUSIC/SMALL (on organ) registro; (knob) botón nombre masculino de registro; (on wind instrument) llave nombre femenino

6 (in camera) diafragma nombre masculino

transitive verb (pt & pp stopped, ger stopping)

1 (halt - vehicle, person) parar, detener; (- machine, ball) parar

■ he stopped the car outside the station detuvo el coche delante de la estación

■ she stopped a passing taxi paró un taxi que pasaba

■ he was stopped by police at the airport la policía lo detuvo en el aeropuerto

■ stop that man! he's taken my bag! ¡detened a ese hombre! ¡me ha robado el bolso!

2 (end, interrupt - production) parar, paralizar; (- inflation, advance) parar, contener; (- conversation, play) interrumpir; (- pain etc) poner fin a, poner término a, acabar con

3 (pay, match, holidays) suspender; (cheque) cancelar; (money from wages) retener

■ the referee stopped the match el árbitro suspendió el partido

■ they stopped £10 from my wages me retuvieron £10 del sueldo

4 (cease) dejar de, parar de

■ has it stopped raining? ¿ha dejado de llover?

■ he stopped smoking dejó de fumar

■ she stopped work to have a baby dejó de trabajar para tener un niño

■ stop crying! ¡para de llorar!

■ do you ever stop talking? ¿no paras de hablar jamás?

■ stop it! ¡basta ya!

5 (prevent) impedir, evitar

■ they tried to stop me (from) going trataron de impedir que fuera

■ no-one could stop her (from) seeing him nadie pudo impedir que lo viera

■ the students stopped the theatre being closed los estudiantes impidieron que se cerrara el teatro

■ nothing can stop us now nada nos puede parar ahora

■ what's stopping you? ¿por qué no lo haces?, ¿qué te lo impide?

■ you must stop the bleeding hay que parar la hemorragia

6 (block - hole) tapar, taponar (up, -); (- gap) rellenar (up, -); (- tooth) empastar (up, -)

■ I've got to stop a leak in the pipe tengo que taponar un escape en la cañería

7 SMALLMUSIC/SMALL (string, key) apretar; (hole) cubrir

intransitive verb

1 (halt) parar, pararse, detener, detenerse

■ does this bus stop at the station? ¿este autobús para en la estación?

■ the train stopped in a tunnel el tren se paró en un túnel

■ we stopped for a rest paramos para descansar

■ she stopped to look in a shop window paró para mirar en un escaparate

■ my watch has stopped se me ha parado el reloj

■ his heart stopped se le paró el corazón

■ she never stops no para nunca

2 (cease) acabarse, terminar, cesar

■ the shouting suddenly stopped de repente se acabaron los gritos

■ the fighting has stopped han cesado los combates

■ the rain has stopped ha dejado de llover, ya no llueve

3 SMALLBRITISH ENGLISH/SMALL familiar (stay) quedarse

■ no, I'm not stopping long no, no me quedo mucho rato

■ are you stopping for lunch? ¿te quedas a comer?

■ we stopped at a hotel nos quedamos en un hotel

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

stop thief! ¡al ladrón!

to come to a stop pararse, hacer un alto

to pull out all the stops tocar todos los registros

to put a stop to something poner fin a algo

to stop a bullet recibir un balazo

to stop at nothing (to do something) no pararse en barras (para hacer algo), no tener miramientos (para hacer algo)

to stop dead in one's tracks pararse en seco

to stop oneself contenerse

to stop short pararse en seco

to stop short of something no llegar a

■ he insulted him, but he stopped short of hitting him lo insultó, pero no llegó a pegarle

to stop the rot cortar por lo sano

to stop the show causar sensación

to stop to think detenerse a pensar

without stopping sin parar, sin cesar

stop press noticias nombre femenino plural de última hora

stop sign stop nombre masculino

stop ['stɑp] v, stopped ; stopping vt

1) plug: tapar

2) prevent: impedir, evitar

she stopped me from leaving: me impidió que saliera

3) halt: parar, detener

4) cease: dejar de

he stopped talking: dejó de hablar

stop vi

1) halt: detenerse, parar

2) cease: cesar, terminar

the rain won't stop: no deja de llover

3) stay: quedarse

she stopped with friends: se quedó en casa de unos amigos

4)

to stop by : visitar

stop n

1) stopper: tapón m

2) halt: parada f, alto m

to come to a stop: pararse, detenerse

to put a stop to: poner fin a

3) : parada f

bus stop: parada de autobús

stop

expr.

• alto expr.

n.

• cesación s.f.

• chazador s.m.

• estación s.f.

• estada s.f.

• fiador s.m.

• fin s.m.

• parada s.f.

• retén s.m.

• tope s.m.

v.

• acabar v.

• cesar v.

• detener v.

(§pres: -tengo, -tienes...-tenemos) pret: -tuv-

fut/c: -tendr-•)

• escampar v.

• hospedar v.

• impedir v.

• parar v.

• pararse v.

• poner fin a v.

• represar v.

• suspender v.

• terminar v.

stɑːp, stɒp
I

noun

1) ( halt)

to work without a stop — trabajar sin parar

to bring something to a stop — \<\<train/car\>\> detener* or parar algo; \<\<conversation/proceedings\>\> poner* fin a or interrumpir algo

to come to a stop — \<\<vehicle/aircraft\>\> detenerse*; \<\<production/conversation\>\> interrumpirse

to put a stop to something — \<\<to mischief/malpractice\>\> poner* fin a algo

2)

a) ( break on journey) parada f

we made a stop at a service station — paramos en una estación de servicio

after an overnight stop in Madrid — después de hacer noche or de pasar la noche en Madrid

b) ( stopping place) parada f, paradero m (AmL exc RPl)

3) ( punctuation mark) (esp BrE) punto m; ( in telegrams) stop m; see also full stop

4) ( Mus) ( on organ) registro m

to pull out all the stops — tocar* todos los registros

II
1.

- pp- transitive verb

1)

a) ( halt) \<\<taxi/bus\>\> parar; \<\<person\>\> parar, detener*

we were stopped by the police — nos paró la policía

I stopped the car and got out — paré or detuve el coche y me bajé

b) ( switch off) \<\<machine/engine\>\> parar

2)

a) (bring to an end, interrupt) \<\<decline/inflation\>\> detener*, parar; \<\<discussion/abuse\>\> poner* fin a, acabar con

stop that noise! — deja de hacer ruido!

the trial was stopped — se suspendió el juicio

rain stopped play — la lluvia interrumpió el partido

b) ( cease)

stop what you're doing and listen to me — deja lo que estás haciendo y escúchame

stop it! — basta ya!

stop that nonsense! — déjate de tonterías!

to stop -ING — dejar de + inf

stop arguing! — dejen de discutir!

I couldn't stop laughing — no podía parar de reírme

he never stops talking — habla sin parar

3) ( prevent)

what's stopping you? — ¿qué te lo impide?

I had to tell him, I couldn't stop myself — tuve que decírselo, no pude contenerme

to stop somebody (FROM) -ING — (esp BrE) impedirle* a alguien + inf, impedir* que alguien (+ subj)

they locked him up to stop him (from) escaping — lo encerraron para impedir que se escapara

to stop something -ING — impedir* que algo (+ subj)

to stop something happening — impedir* que ocurra algo

4)

a) (cancel, withhold) \<\<subscription\>\> cancelar; \<\<payment\>\> suspender

to stop (payment of) a check — dar* orden de no pagar un cheque

b) ( deduct) (BrE) descontar*, retener*

the boss stopped £30 out of my wages — el jefe me descontó or me retuvo 30 libras del sueldo

5) ( block) \<\<hole\>\> tapar; \<\<gap\>\> rellenar; \<\<tooth\>\> empastar

6) ( parry) \<\<blow/punch\>\> parar, detener*

2.

vi

1)

a) ( halt) \<\<vehicle/driver\>\> parar, detenerse*

stop, thief! — al ladrón!

stop or I'll shoot! — alto o disparo!

to stop at nothing — estar* dispuesto a hacer cualquier cosa, no pararse en barras

b) ( interrupt journey) \<\<train/bus\>\> parar

let's stop here and have a rest — hagamos un alto or paremos aquí para descansar

c) ( cease operating) \<\<watch/clock/machine\>\> pararse

2)

a) ( cease)

the rain has stopped — ha dejado or parado de llover, ya no llueve

the pain/bleeding has stopped — ya no le (or me etc) duele/sale sangre

the noise stopped — dejó de oírse el ruido

this squandering of funds must stop — este derroche de fondos tiene que terminar

b) ( interrupt activity) parar

she never stops — no para un minuto

I didn't stop to think — no me detuve a pensar

3) (colloq) ( stay) quedarse

I can't stop — no me puedo quedar

•

Phrasal Verbs:

- stop by

- stop in

- stop off

- stop out

- stop over

- stop up

[stɒp]
1. N

1) (=halt) parada f, alto m

• to be at a stop — [+ vehicle] estar parado; [+ production, process] quedar paralizado

• to bring to a stop — [+ vehicle] parar, detener; [+ production, process] paralizar, interrumpir

• to come to a stop — [vehicle] parar(se), detenerse; [production, progress] interrumpirse

to come to a dead or sudden stop — pararse en seco, detenerse repentinamente

to come to a full stop — [negotiations, discussions] paralizarse, quedar detenido en un punto muerto

• to put a stop to sth — poner fin or término a algo, acabar con algo

2) (=break, pause) descanso m, pausa f; (overnight) estancia f, estadía f (LAm), estada f (LAm); (for refuelling) escala f

• a stop for coffee — un descanso para tomar café

• to make a stop at Bordeaux — hacer escala en Burdeos

• a stop of a few days — una estancia de unos días

• without a stop — sin parar

3) (=stopping place) (for bus etc) parada f; (Aer, Naut) escala f

4) (Typ) (also: full stop) punto m

5) (Mus) (on organ) registro m; [of guitar] traste m; [of other instrument] llave f

- pull out all the stops

6) (Mech) tope m, retén m

7) (Phon) (also: stop consonant) (consonante f) oclusiva f

2. VT

1) (=block) [+ hole] tapar; [+ leak, flow of blood] restañar; [+ tooth] empastar

• to stop one's ears — taparse los oídos

• to stop a gap — tapar un agujero; (fig) llenar un vacío

• the curtains stop the light — las cortinas impiden la entrada de la luz

• the walls stop some of the noise — las paredes absorben parte del ruido

2) (=arrest movement of) [+ runaway engine, car] detener, parar; [+ blow, punch] parar

- stop a bullet

3) (=put an end to) [+ rumour, abuse, activity, injustice] poner fin a, poner término a, acabar con; [+ conversation] interrumpir, suspender; [+ aggression] rechazar, contener; [+ production] (permanently) terminar; (temporarily) interrumpir

4) (=prevent) evitar; (=forbid) prohibir, poner fin a

this should stop any further trouble — esto debería evitar cualquier dificultad en el futuro

to stop sth (from) happening — evitar que algo ocurra

to stop sb (from) doing sth — (=prevent) impedir a algn hacer algo, impedir que algn haga algo; (=forbid) prohibir a algn hacer algo, prohibir a algn que haga algo

can't you stop him? — ¿no le puedes impedir que lo haga?

there is nothing to stop him — y no hay nada que se lo impida

to stop o.s. (from doing sth) — abstenerse (de hacer algo)

I can't seem to stop myself doing it — parece que no puedo dejar de hacerlo

I stopped myself in time — me detuve a tiempo

5) (=cease)

to stop doing sth — dejar de hacer algo

• stop it! — ¡basta ya!

I just can't stop it — (=help it) ¡qué remedio!, ¡qué le vamos a hacer!

• stop that noise! — ¡basta ya de ruido!

• stop that nonsense! — ¡déjate de tonterías!

• it has stopped raining — ha dejado de llover, ya no llueve

• I'm trying to stop smoking — estoy intentando dejar de fumar

• she never stops talking — habla sin parar

• to stop work — dejar de trabajar

6) (=suspend) [+ payments, wages, subscription] suspender; [+ cheque] invalidar; [+ supply] cortar, interrumpir

• to stop sb's electricity — cortar la electricidad a algn

• all leave is stopped — han sido cancelados todos los permisos

• to stop the milk for a fortnight — (Brit) pedir al lechero que no traiga leche durante quince días

• to stop sb's wages — suspender el pago del sueldo de algn

to stop ten pounds from sb's wages — retener diez libras del sueldo de algn

3. VI

1) (=stop moving) [person, vehicle] pararse, detenerse; [clock, watch] pararse

the car stopped — se paró el coche

where does the bus stop? — ¿dónde para el autobús?

the clock has stopped — el reloj se ha parado

stop! — ¡pare!

stop, thief! — ¡al ladrón!

2) (=pause, take a break) parar, hacer alto

to stop to do sth — detenerse a hacer algo

• without stopping — sin parar

3) (=cease, come to an end) terminar, acabar(se); [supply etc] cortarse, interrumpirse; [process, rain etc] terminar, cesar

• payments have stopped — (temporarily) se han suspendido los pagos; (permanently) han terminado los pagos

• when the programme stops — cuando termine el programa

• the rain has stopped — ha dejado de llover

• he seems not to know when to stop — parece no saber cuándo conviene hacer alto

- stop at nothing

4) * (=stay)

to stop (at/with) — hospedarse or alojarse (con)

she's stopping with her aunt — se hospeda en casa de su tía

I'm not stopping — no me quedo

did you stop till the end? — ¿te quedaste hasta el final?

4.

CPD

stop button N — botón m de parada

stop press N — noticias fpl de última hora

stop press — (as heading) al cierre de la edición

stop sign N — (Aut) stop m, señal f de stop

- stop away

- stop behind

- stop by

- stop in

- stop off

- stop out

- stop over

- stop up

* * *
[stɑːp, stɒp]
I

noun

1) ( halt)

to work without a stop — trabajar sin parar

to bring something to a stop — \<\<train/car\>\> detener* or parar algo; \<\<conversation/proceedings\>\> poner* fin a or interrumpir algo

to come to a stop — \<\<vehicle/aircraft\>\> detenerse*; \<\<production/conversation\>\> interrumpirse

to put a stop to something — \<\<to mischief/malpractice\>\> poner* fin a algo

2)

a) ( break on journey) parada f

we made a stop at a service station — paramos en una estación de servicio

after an overnight stop in Madrid — después de hacer noche or de pasar la noche en Madrid

b) ( stopping place) parada f, paradero m (AmL exc RPl)

3) ( punctuation mark) (esp BrE) punto m; ( in telegrams) stop m; see also full stop

4) ( Mus) ( on organ) registro m

to pull out all the stops — tocar* todos los registros

II
1.

- pp- transitive verb

1)

a) ( halt) \<\<taxi/bus\>\> parar; \<\<person\>\> parar, detener*

we were stopped by the police — nos paró la policía

I stopped the car and got out — paré or detuve el coche y me bajé

b) ( switch off) \<\<machine/engine\>\> parar

2)

a) (bring to an end, interrupt) \<\<decline/inflation\>\> detener*, parar; \<\<discussion/abuse\>\> poner* fin a, acabar con

stop that noise! — deja de hacer ruido!

the trial was stopped — se suspendió el juicio

rain stopped play — la lluvia interrumpió el partido

b) ( cease)

stop what you're doing and listen to me — deja lo que estás haciendo y escúchame

stop it! — basta ya!

stop that nonsense! — déjate de tonterías!

to stop -ING — dejar de + inf

stop arguing! — dejen de discutir!

I couldn't stop laughing — no podía parar de reírme

he never stops talking — habla sin parar

3) ( prevent)

what's stopping you? — ¿qué te lo impide?

I had to tell him, I couldn't stop myself — tuve que decírselo, no pude contenerme

to stop somebody (FROM) -ING — (esp BrE) impedirle* a alguien + inf, impedir* que alguien (+ subj)

they locked him up to stop him (from) escaping — lo encerraron para impedir que se escapara

to stop something -ING — impedir* que algo (+ subj)

to stop something happening — impedir* que ocurra algo

4)

a) (cancel, withhold) \<\<subscription\>\> cancelar; \<\<payment\>\> suspender

to stop (payment of) a check — dar* orden de no pagar un cheque

b) ( deduct) (BrE) descontar*, retener*

the boss stopped £30 out of my wages — el jefe me descontó or me retuvo 30 libras del sueldo

5) ( block) \<\<hole\>\> tapar; \<\<gap\>\> rellenar; \<\<tooth\>\> empastar

6) ( parry) \<\<blow/punch\>\> parar, detener*

2.

vi

1)

a) ( halt) \<\<vehicle/driver\>\> parar, detenerse*

stop, thief! — al ladrón!

stop or I'll shoot! — alto o disparo!

to stop at nothing — estar* dispuesto a hacer cualquier cosa, no pararse en barras

b) ( interrupt journey) \<\<train/bus\>\> parar

let's stop here and have a rest — hagamos un alto or paremos aquí para descansar

c) ( cease operating) \<\<watch/clock/machine\>\> pararse

2)

a) ( cease)

the rain has stopped — ha dejado or parado de llover, ya no llueve

the pain/bleeding has stopped — ya no le (or me etc) duele/sale sangre

the noise stopped — dejó de oírse el ruido

this squandering of funds must stop — este derroche de fondos tiene que terminar

b) ( interrupt activity) parar

she never stops — no para un minuto

I didn't stop to think — no me detuve a pensar

3) (colloq) ( stay) quedarse

I can't stop — no me puedo quedar

•

Phrasal Verbs:

- stop by

- stop in

- stop off

- stop out

- stop over

- stop up

English-spanish dictionary > stop
12 end

1. noun
1) (farthest point) Ende, das; (of nose, hair, tail, branch, finger) Spitze, die

that was the end — (coll.) (no longer tolerable) da war Schluss (ugs.); (very bad) das war das Letzte (ugs.)

at an end — zu Ende

come to an end — enden ( see also 1. 7))

my patience has come to or is now at an end — meine Geduld ist jetzt am Ende

look at a building/a pencil end on — ein Gebäude von der Schmalseite/einen Bleistift von der Spitze her betrachten

from end to end — von einem Ende zum anderen

end to end — längs hintereinander

lay end to end — aneinander reihen

keep one's end up — (fig.) seinen Mann stehen

make [both] ends meet — (fig.) [mit seinem Geld] zurechtkommen

no end — (coll.) unendlich viel

there is no end to something — (coll.) etwas nimmt kein Ende

put an end to something — einer Sache (Dat.) ein Ende machen

2) (of box, packet, tube, etc.) Schmalseite, die; (top/bottom surface) Ober-/Unterseite, die

on end — (upright) hochkant

somebody's hair stands on end — (fig.) jemandem stehen die Haare zu Berge (ugs.)

3) (remnant) Rest, der; (of cigarette, candle) Stummel, der

4) (side) Seite, die

be on the receiving end of something — etwas abbekommen od. einstecken müssen

how are things at your end? — wie sieht es bei dir aus?

5) (half of sports pitch or court) Spielfeldhälfte, die

6) (of swimming pool)

deep/shallow end [of the pool] — tiefer/flacher Teil [des Schwimmbeckens]

7) (conclusion, lit. or fig.) Ende, das; (of lesson, speech, story, discussion, meeting, argument, play, film, book, sentence) Schluss, der; Ende, das

by the end of the week/meeting — als die Woche herum war/als die Versammlung zu Ende war

at the end of 1987/March — Ende 1987/März

that's the end of that — (fig.) damit ist die Sache erledigt

be at an end — zu Ende sein

bring a meeting etc. to an end — eine Versammlung usw. beenden

come to an end — ein Ende nehmen (see also 1. 1))

have come to the end of something — mit etwas fertig sein

in the end — schließlich

on end — ununterbrochen (see also academic.ru/4773/b">b)

8) (downfall, destruction) Ende, das; (death) Ende, das (geh. verhüll.)

meet one's end — den Tod finden (geh.)

somebody comes to a bad end — es nimmt ein böses od. schlimmes Ende mit jemandem

9) (purpose, object) Ziel, das; Zweck, der

be an end in itself — (the only purpose) das eigentliche Ziel sein

the end justifies the means — der Zweck heiligt die Mittel

with this end in view — mit diesem Ziel vor Augen

to this/what end — zu diesem/welchem Zweck
2. transitive verb
1) (bring to an end) beenden; kündigen [Abonnement]

end one's life/days — (spend last part of life) sein Leben/seine Tage beschließen

2) (put an end to, destroy) ein Ende setzen (+ Dat.)

end it [all] — (coll.): (kill oneself) [mit dem Leben] Schluss machen (ugs.)

3) (stand as supreme example of)

a feast/race etc. to end all feasts/races — etc. ein Fest/Rennen usw., das alles [bisher Dagewesene] in den Schatten stellt
3. intransitive verb
enden

where will it all end? — wo soll das noch hinführen?

the match ended in a draw — das Spiel ging unentschieden aus

Phrasal Verbs:

- end up

* * *
[end] 1. noun
1) (the last or farthest part of the length of something: the house at the end of the road; both ends of the room; Put the tables end to end (= with the end of one touching the end of another); ( also adjective) We live in the end house.) das Ende, End-...

2) (the finish or conclusion: the end of the week; The talks have come to an end; The affair is at an end; He is at the end of his strength; They fought bravely to the end; If she wins the prize we'll never hear the end of it (= she will often talk about it).) das Ende

3) (death: The soldiers met their end bravely.) der Tod

4) (an aim: What end have you in view?) das Ziel

5) (a small piece left over: cigarette ends.) der Rest, der Stummel
2. verb
(to bring or come to an end: The scheme ended in disaster; How does the play end?; How should I end (off) this letter?) (be)enden

- ending
- endless
- at a loose end
- end up
- in the end
- make both ends meet
- make ends meet
- no end of
- no end
- on end
- put an end to
- the end
* * *

end

[end]

I. n

1. (last, furthest point) Ende nt

at our/your \end ( fam) bei uns/euch

from \end to \end von einem Ende zum anderen

2. (final part, finish) Ende nt, Schluss m

\end of the exchange session STOCKEX Börsenschluss m

\end of the quarter Quartalsende nt

\end of the term Laufzeitende nt

on \end ununterbrochen

for hours on \end stundenlang

3. (limit) Ende nt

to be at the \end of one's patience mit seiner Geduld am Ende sein

no \end of trouble reichlich Ärger

4. (completion) Schluss m

there's an \end of it! Schluss jetzt!

her career is now at an \end ihre Karriere ist jetzt zu Ende

to come to an \end zu Ende gehen

to make an \end of sth mit etw dat Schluss machen

to put an \end to sth etw dat ein Ende setzen

to read a story to the \end eine Geschichte zu Ende lesen

at the \end of next week Ende nächster Woche

at the \end of six months nach Ablauf von sechs Monaten

without \end unaufhörlich

5. (exhaustion) Ende nt

to be at an \end fertig sein fam; ( fig) pleite sein fam

6. (surface bounding extremities) Ende nt; TECH Stirnseite f, Stirnfläche f

\end to \end der Länge nach

\end on:

the table faced him \end on er stand vor der kurzen Tischkante

place the table \end on against the wall stell den Tisch mit der schmalen Seite an die Wand

on \end hochkant

my hair stood on \end mir standen die Haare zu Berge

7. usu pl (aims) Ziel nt, Absicht f; (purpose) Zweck m

for commercial \ends zu kommerziellen Zwecken

to achieve one's \ends seine Ziele erreichen

to this \end zu diesem Zweck

8. ( fig: matter of concern) Teil m

I'm taking care of my \end of the plan and hope he's taking care of his ich kümmere mich um meinen Teil des Plans und hoffe, dass er sich um seinen kümmert

you take care of the business \end of things du kümmerst dich um das Geschäftliche

9. (result) Ergebnis nt

the \end of all that was that... das Ende vom Lied war, dass...

10. (death) Ende nt, Tod m

sudden/untimely \end plötzliches/vorzeitiges Ende

to meet one's \end den Tod finden geh

sb is nearing his/her \end mit jdm geht es zu Ende

11. (small leftover piece) Rest m, Ende nt; of a candle, cigarette Stummel m

12. (share in a business transaction) Anteil m, SCHWEIZ a. Betreffnis nt

13. SPORT (either half of a pitch) [Spielfeld]hälfte f; (player in American Football) den Seitenlinien am nächsten stehender Spieler

14. COMPUT (button on keyboard) ‚Ende‘

15. ( fam: the worst)

it's the \end das ist das Letzte fam

16. esp AM ( fam: the best)

it's the \end das ist das Größte fam

17.

▶ all \ends up völlig

▶ to become an \end in itself [zum] Selbstzweck werden

▶ to come to a bad [or BRIT sticky] \end ein schlimmes Ende nehmen

▶ at the \end of the day (when everything is considered) letzten Endes; (finally, eventually) schließlich, zum Schluss

▶ to go off the deep \end hochgehen fam

▶ to hold [or keep] one's \end up sich akk nicht unterkriegen lassen fam

▶ in the \end (when everything is considered) letzten Endes; (finally, eventually) schließlich, zum Schluss

▶ the \end justifies the means ( prov) der Zweck heiligt die Mittel prov

▶ to make [both] \ends meet mit seinem Geld zurechtkommen, über die Runden kommen fam

▶ no \end außerordentlich

that would please Granny no \end darüber würde Oma sich irrsinnig freuen fam

▶ to put an \end to oneself [or it all] Selbstmord begehen

▶ to reach the \end of the line [or road] am Ende sein

▶ \end of story Schluss, aus, fertig fam

he deserved to be punished, \end of story er hat die Strafe verdient und Schluss fam

▶ [and] that's the \end of the story [or matter] und jetzt Schluss damit!

▶ to be at the \end of one's tether [or AM rope] am Ende [seiner Kräfte] sein

▶ to throw sb in at the deep \end jdn ins kalte Wasser werfen fig

▶ it's not the \end of the world davon geht die Welt nicht unter

II. vt

1. (finish)

▪ to \end sth etw beenden [o zu Ende bringen

2. (make stop)

▪ to \end sth etw beenden, etw dat ein Ende setzen [o machen

3. (outdo)

a film to \end all films der beste Film aller Zeiten

4.

▶ to \end it all Selbstmord begehen

III. vi

1. (result in)

▪ to \end in sth in etw dat enden

to \end in divorce mit der Scheidung enden

to \end in a draw unentschieden ausgehen

2. (finish) enden

* * *
[end]
1. n

1) Ende nt; (of finger) Spitze f

at the end of the procession — am Schluss or Ende der Prozession

our house is the fourth from the end — unser Haus ist das viertletzte

to the ends of the earth — bis ans Ende der Welt

from end to end — von einem Ende zum anderen

who'll meet you at the other end? — wer holt dich ab, wenn du ankommst?

Lisa's on the other end (of the phone) — Lisa ist am Telefon

to stand on end (barrel, box etc) — hochkant stehen; (hair) zu Berge stehen

for hours on end —

the ships collided end on (Brit) — die Schiffe fuhren aufeinander auf

end to end — mit den Enden aneinander

to change ends (Sport) — die Seiten wechseln

to make (both) ends meet (fig) — zurechtkommen (inf), sich über Wasser halten

to see no further than the end of one's nose — nicht weiter sehen als seine Nase (reicht)

how are things at your end? — wie sieht es bei Ihnen aus?

we've got some problems at this end — wir haben hier or bei uns einige Probleme

to have one's end away ( Brit sl ) — kräftig durchziehen (sl)

See:

→ rope, tether

2) (= remnant of rope) Ende nt, Rest m; (of candle, cigarette) Stummel m

just a few odd ends left — nur noch ein paar Reste

3) (= conclusion) Ende nt

at the end — schließlich

the end of the month — das Monatsende

at/toward(s) the end of December — Ende/gegen Ende Dezember

at the end of (the) winter/the war — am Ende des Winters/des Krieges

at the end of the opera/the book — am Schluss der Oper/des Buches

at the end of three weeks — nach drei Wochen

they'll be paid at the end of the job — sie werden bezahlt, wenn sie mit der Arbeit fertig sind

at the end of the day (fig) — letzten Endes, schließlich und endlich

until or to the end of time — bis ans Ende aller Tage

is there no end to this? — hört das denn nie auf?

as far as I'm concerned, that's the end of the matter! — für mich ist die Sache erledigt

we shall never hear the end of it — das werden wir noch lange zu hören kriegen

to be at an end — zu Ende sein

to be at the end of one's patience/strength — mit seiner Geduld/seinen Kräften am Ende sein

to watch a film to the end —

to read a book to the end — ein Buch bis zu Ende lesen

that's the end of him — er ist erledigt or fertig (inf)

that's the end of that — das ist damit erledigt

to bring to an end — zu Ende bringen, beenden; relations ein Ende setzen (+dat), beenden

to come to an end — zu Ende gehen

to get to the end of the road/book — ans Ende der Straße/zum Schluss des Buches kommen

this is the end of the road for the government —

at the end of the road or line many businesses will go bankrupt — letzten Endes werden viele Firmen Pleite machen (inf)

in the end — schließlich, zum Schluss

to put an end to sth — einer Sache (dat) ein Ende setzen

to come to a bad end — ein böses Ende nehmen

to meet one's end — den Tod finden

he met a violent end —

were you with him at the end? — warst du zum Schluss or am Ende bei ihm?

4)

(inf phrases) we met no end of famous people (esp Brit) — wir trafen viele berühmte Leute

to think no end of sb (esp Brit) — große Stücke auf jdn halten

it pleased her no end (esp Brit) — das hat ihr maßlos or irrsinnig (inf)

you're the end (Brit) (= annoying) (= funny) — du bist der letzte Mensch (inf) du bist zum Schreien (inf)

5) (= purpose) Ziel nt, Zweck m

with this end in view — mit diesem Ziel vor Augen

to what end? (form) — zu welchem Zweck?

an end in itself — Selbstzweck no art

the end justifies the means (prov) — der Zweck heiligt die Mittel (prov)

2. adj attr
letzte(r, s)
the end house — das Endhaus, das letzte Haus

3. vt
beenden; speech, one's days also beschließen
the novel to end all novels — der größte Roman aller Zeiten

the deal to end all deals — das beste Geschäft aller Zeiten

4. vi
enden
we'll have to end soon — wir müssen bald Schluss machen

we ended with a song — zum Schluss sangen wir ein Lied

to be ending — zu Ende gehen

to end by doing sth — schließlich etw tun

where's it all going to end? — wo soll das nur hinführen?

to end in an "s" —

each leg ends in a claw — jedes Bein läuft in einer Klaue aus

an argument which ended in a fight — ein Streit, der mit einer Schlägerei endete

* * *

end [end]

A v/t

1. auch end off beenden, zu Ende bringen oder führen, einer Sache ein Ende machen:

end it all umg Schluss machen (sich umbringen)

2. töten, umbringen

3. a) auch end up etwas ab-, beschließen ( beide:

with mit)

b) den Rest seiner Tage zu-, verbringen, seine Tage beschließen

4. übertreffen:

the dictionary to end all dictionaries das beste Wörterbuch aller Zeiten;

he’s a husband to end all husbands er ist ein absoluter Mustergatte

B v/i

1. enden, aufhören, zu Ende kommen, schließen:

when the war ended bei Kriegsende;

all’s well that ends well Ende gut, alles gut;

where is all this going to end? wo soll das alles nur hinführen?

2. auch end up enden, ausgehen ( beide:

by, in, with damit, dass):

the story ends happily die Geschichte geht gut aus;

end in disaster ( oder a fiasco) mit einem Fiasko enden;

it ended with ( oder in) sb getting hurt schließlich führte es dazu, dass jemand verletzt wurde;

he will end by marrying her er wird sie schließlich heiraten

3. sterben

4. end up

a) enden, landen umg ( beide:

in prison im Gefängnis),

b) enden (as als):

he ended up as an actor er wurde schließlich Schauspieler

C s

1. (örtlich) Ende n:

at the end of the back straight SPORT eingangs der Zielkurve;

begin at the wrong end am falschen Ende anfangen;

from one end to another, from end to end von einem Ende zum anderen, vom Anfang bis zum Ende

2. Ende n, (entfernte) Gegend:

to the end of the world bis ans Ende der Welt;

the other end of the street das andere Ende der Straße

3. Ende n, Endchen n, Rest m, Stück(chen) n, Stummel m, Stumpf m

4. Ende n, Spitze f (eines Bleistifts etc)

5. SCHIFF (Kabel-, Tau) Ende n

6. auch TECH Stirnseite f, -fläche f, Ende n:

the two trains hit each other end on die beiden Züge stießen frontal zusammen;

put two tables end to end zwei Tische mit den Schmalseiten oder Enden aneinanderstellen

7. (zeitlich) Ende n, Schluss m:

“the end” (FILM etc) „Ende“;

in the end am Ende, schließlich;

at the end of May Ende Mai;

at the end of the season am Saisonende;

to the end of time bis in alle Ewigkeit;

without end unaufhörlich, endlos, immer und ewig;

there is no end in sight es ist kein Ende abzusehen;

there is no end to it es hat oder nimmt kein Ende

8. Tod m, Ende n, Untergang m:

be near one’s end dem Tod nahe sein;

you will be the end of me! du bringst mich noch ins Grab!

9. Resultat n, Ergebnis n, Folge f:

the end of the matter was that … die Folge (davon) war, dass …

10. meist pl Absicht f, (End)Zweck m, Ziel n:

end in itself Selbstzweck;

the end justifies ( oder sanctifies) the means der Zweck heiligt die Mittel;

to this end zu diesem Zweck;

gain one’s ends sein Ziel erreichen;

for one’s own end zum eigenen Nutzen;

private ends Privatinteressen;

to no end vergebensBesondere Redewendungen: no end of applause umg nicht enden wollender Beifall;

no end of trouble umg endlose Scherereien;

he is no end of a fool umg er ist ein Vollidiot;

we had no end of fun umg wir hatten einen Mordsspaß;

no end disappointed umg maßlos enttäuscht;

on end

a) ununterbrochen, hintereinander,

b) aufrecht stehend, hochkant for hours on end stundenlang;

place ( oder put) sth on (its) end etwas aufrecht oder hochkant stellen;

hy hair stood on end mir standen die Haare zu Berge;

end to end der Länge nach, hintereinander;

at our ( oder this) end umg hier bei uns;

at your end umg bei Ihnen, dort, in Ihrer Stadt;

how are things at your end? umg was tut sich bei Ihnen?;

be at an end

a) zu Ende sein, aus sein,

b) mit seinen Mitteln oder Kräften am Ende sein my patience is at an end meine Geduld ist zu Ende;

you are the (absolute) end umg

a) du bist (doch) das Letzte,

b) du bist (echt) zum Brüllen that’s the (absolute) end umg

a) das ist (doch) das Letzte,

b) das ist (einfach) sagenhaft iron. bring to an end eine Versammlung etc beenden;

come ( oder draw) to an end ein Ende nehmen oder finden, zu Ende gehen;

come to a bad end ein schlimmes oder böses Ende nehmen, bös enden;

you’ll come to a bad end mit dir wird es (noch einmal) ein schlimmes Ende nehmen;

get one’s end away Br vulg sl bumsen (Geschlechtsverkehr haben);

go off (at) the deep end umg hochgehen, wütend werden;

have an end ein Ende haben oder nehmen;

have sth at one’s finger’s end umg etwas aus dem Effeff beherrschen, etwas (Kenntnisse) parat haben;

keep one’s end up umg

a) seinen Mann stehen,

b) sich nicht unterkriegen lassen make (both) ends meet durchkommen, (finanziell) über die Runden kommen ( beide:

on mit);

make an end of ( oder put an end to) sth Schluss machen mit etwas, einer Sache ein Ende setzen;

put an end to o.s. seinem Leben ein Ende machen oder setzen; → loose A 3 b, sharp A 1

* * *
1. noun
1) (farthest point) Ende, das; (of nose, hair, tail, branch, finger) Spitze, die

that was the end — (coll.) (no longer tolerable) da war Schluss (ugs.); (very bad) das war das Letzte (ugs.)

at an end — zu Ende

come to an end — enden (see also 1. 7))

my patience has come to or is now at an end — meine Geduld ist jetzt am Ende

look at a building/a pencil end on — ein Gebäude von der Schmalseite/einen Bleistift von der Spitze her betrachten

from end to end — von einem Ende zum anderen

end to end — längs hintereinander

lay end to end — aneinander reihen

keep one's end up — (fig.) seinen Mann stehen

make [both] ends meet — (fig.) [mit seinem Geld] zurechtkommen

no end — (coll.) unendlich viel

there is no end to something — (coll.) etwas nimmt kein Ende

put an end to something — einer Sache (Dat.) ein Ende machen

2) (of box, packet, tube, etc.) Schmalseite, die; (top/bottom surface) Ober-/Unterseite, die

on end — (upright) hochkant

somebody's hair stands on end — (fig.) jemandem stehen die Haare zu Berge (ugs.)

3) (remnant) Rest, der; (of cigarette, candle) Stummel, der

4) (side) Seite, die

be on the receiving end of something — etwas abbekommen od. einstecken müssen

how are things at your end? — wie sieht es bei dir aus?

5) (half of sports pitch or court) Spielfeldhälfte, die

6) (of swimming pool)

deep/shallow end [of the pool] — tiefer/flacher Teil [des Schwimmbeckens]

7) (conclusion, lit. or fig.) Ende, das; (of lesson, speech, story, discussion, meeting, argument, play, film, book, sentence) Schluss, der; Ende, das

by the end of the week/meeting — als die Woche herum war/als die Versammlung zu Ende war

at the end of 1987/March — Ende 1987/März

that's the end of that — (fig.) damit ist die Sache erledigt

be at an end — zu Ende sein

bring a meeting etc. to an end — eine Versammlung usw. beenden

come to an end — ein Ende nehmen (see also 1. 1))

have come to the end of something — mit etwas fertig sein

in the end — schließlich

on end — ununterbrochen (see also b)

8) (downfall, destruction) Ende, das; (death) Ende, das (geh. verhüll.)

meet one's end — den Tod finden (geh.)

somebody comes to a bad end — es nimmt ein böses od. schlimmes Ende mit jemandem

9) (purpose, object) Ziel, das; Zweck, der

be an end in itself — (the only purpose) das eigentliche Ziel sein

the end justifies the means — der Zweck heiligt die Mittel

with this end in view — mit diesem Ziel vor Augen

to this/what end — zu diesem/welchem Zweck
2. transitive verb
1) (bring to an end) beenden; kündigen [Abonnement]

end one's life/days — (spend last part of life) sein Leben/seine Tage beschließen

2) (put an end to, destroy) ein Ende setzen (+ Dat.)

end it [all] — (coll.): (kill oneself) [mit dem Leben] Schluss machen (ugs.)

3) (stand as supreme example of)

a feast/race etc. to end all feasts/races — etc. ein Fest/Rennen usw., das alles [bisher Dagewesene] in den Schatten stellt
3. intransitive verb
enden

where will it all end? — wo soll das noch hinführen?

the match ended in a draw — das Spiel ging unentschieden aus

Phrasal Verbs:

- end up

* * *

(cigarette) n.

Zigarettenkippe f.

Zigarettenstummel m. n.

Ende -n n.

Schluss ¨-e m.

Ziel -e n.

Zweck -e m. v.

beenden v.

beendigen v.

enden v.

English-german dictionary > end
13 test

test
1. noun
1) (a set of questions or exercises intended to find out a person's ability, knowledge etc; a short examination: an arithmetic/driving test.) prueba, examen, test

2) (something done to find out whether a thing is good, strong, efficient etc: a blood test.) prueba, examen, test; análisis (de sangre)

3) (an event, situation etc that shows how good or bad something is: a test of his courage.) prueba

4) (a way to find out if something exists or is present: a test for radioactivity.) ensayo, prueba

5) (a test match.) partido internacional

2. verb
(to carry out a test or tests on (someone or something): The students were tested on their French; They tested the new aircraft.) probar, examinar; hacer un análisis

- test match
- test pilot
- test-tube

test¹ n examen / prueba

a maths test un examen de mates

she failed her driving test suspendió el examen de conducir

test² vb testar / probar / comprobar

scientists are testing the new drug los científicos están testando el nuevo medicamento

test sustantivo masculino (pl
◊ tests) test;
un examen tipo test a multiple-choice exam
test sustantivo masculino test
test de calidad, quality test ' test' also found in these entries: Spanish: alcoholemia - análisis - control - ensayar - ensayo - evaluación - examen - graduar - lección - negativa - negativo - positiva - positivo - probar - probeta - prueba - psicotécnica - psicotécnico - suficiencia - testar - verificación - admisión - bebé - citología - comprobación - convivencia - dar - ejercicio - interrogación - Papanicolau - piloto - resistencia - seguro - sondeo - tentar - verificar English: accurately - acid test - aptitude test - attest - blood test - breath test - detest - driving test - ease - polygraph - protest - protester - review - score - smear test - test - test case - test drive - test pilot - test run - test-tube baby - testament - testicle - testify - testimonial - testimony - worried - answer - blood - blow - Breathalyzer - dope - driving - endurance - fail - full - go - grade - graduated - litmus - means - multiple - Pap smear - pass - pilot - positive - quiz - remote - screen - set

test

tr[test]

noun

1 (trial) prueba

2 SMALLEDUCATION/SMALL (gen) examen nombre masculino, prueba; (multiple choice) test nombre masculino

3 SMALLMEDICINE/SMALL análisis nombre masculino

transitive verb

1 (gen) probar

■ our products are not tested on animals nuestros productos no se prueban con animales

2 (patience, loyalty) poner a prueba

3 SMALLEDUCATION/SMALL hacerle una prueba a

4 SMALLMEDICINE/SMALL analizar

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

to stand the test of time resistir el paso del tiempo

to take a car for a test drive probar un coche en carretera

test case caso que sienta jurisprudencia

test flight vuelo de prueba

test match partido internacional

test pilot piloto de pruebas

test tube probeta

test ['tɛst] vt

: examinar, evaluar

test vi

: hacer pruebas

test n

: prueba f, examen m, test m

to put to the test: poner a prueba

test

n.

• ensayo s.m.

• examen s.m.

• piedra de toque s.f.

• probatura s.f.

• prueba s.f.

• tanteo s.m.

• test s.m.

v.

• ensayar v.

• examinar v.

• experimentar v.

• probar v.

• tantear v.

• verificar v.

test
I

noun

1)

a) ( Educ) prueba f; ( multiple-choice type) test m

to do o take a test — hacer* una prueba/un test

to give o set somebody a test — hacerle* or ponerle* a alguien una prueba/un test

b) (of machine, drug) prueba f

to put something to the test — poner* algo a prueba

to stand the test of time — resistir el paso del tiempo; (before n) <run, flight> experimental, de prueba

c) (analysis, investigation)

blood/urine test — análisis m de sangre/orina

to have an eye/a hearing test — hacerse* un examen de la vista/del oído

he had an AIDS test — se le hizo la prueba del sida

2) ( Sport) partido m internacional

II
1.

transitive verb

a) \<\<student/class\>\> examinar, hacerle* una prueba a; \<\<knowledge/skill\>\> evaluar*

to test somebody ON something — examinar a alguien sobre algo

b) test (out) \<\<product/vehicle/weapon\>\> probar*, poner* a prueba

these cosmetics have not been tested on animals — no se han utilizado animales en las pruebas de laboratorio de estos cosméticos

c) \<\<friendship/endurance\>\> poner* a prueba

d) \<\<blood/urine\>\> analizar*; \<\<sight/hearing/reflexes\>\> examinar; \<\<hypothesis\>\> comprobar*

you need your eyes tested — tienes que hacerte examinar la vista

to test somebody for something: she was tested for AIDS se le hizo un análisis para determinar si tenía el sida; to test something FOR something: the eggs were tested for salmonella — los huevos fueron analizados para determinar si estaban infectados de salmonela

2.

vi ( carry out a test) hacer* pruebas; ( Med) hacer* análisis

just testing! — (hum) era sólo para ver qué decías

she tested positive — su análisis dio positivo

[test]
1. N

1) (Scol, Univ) examen m ; (multiple-choice) test m ; (esp for job) prueba f

we've got a maths test tomorrow — mañana tenemos (un) examen de matemáticas

• to do a test — (Scol, Univ) hacer un examen; (multiple choice) hacer un test; (for job) hacer una prueba

• to fail a test — (Scol, Univ) suspender un examen; (multiple choice) suspender un test; (for job) no pasar una prueba

• to give sb a test (in sth) — examinar a algn (de algo), poner a algn un examen (de algo)

• an oral test — un examen oral

• to pass a test — (Scol, Univ) aprobar un examen; (multiple choice) aprobar un test; (for job) pasar una prueba

• to take a test — (Scol, Univ) hacer un examen; (multiple choice) hacer un test; (for job) hacer una prueba

• a written test — un examen oral/escrito
aptitude, intelligence
2) (Aut) (also: driving test) examen m de conducir

• to fail one's test — suspender el examen de conducir

• to pass one's test — aprobar el examen de conducir

• to take one's test — hacer el examen de conducir

3) (Med) [of organs, functioning] prueba f ; [of sample, substance] análisis m inv

• AIDS test — prueba f del sida

• blood test — análisis m inv de sangre

• eye test — revisión f de la vista

• it was sent to the laboratory for tests — lo mandaron al laboratorio para que lo analizaran

• hearing test — revisión f del oído

• medical test — examen m médico

• pregnancy test — prueba f del embarazo

• urine test — análisis m inv de orina
breath, fitness, litmus, smear
4) (=trial) [of aircraft, new product, drug] prueba f

• nuclear test — prueba f nuclear

• they want to ban cosmetics tests on animals — quieren prohibir las pruebas de cosméticos en animales
flight I, 1., 1), screen 3.
5) (fig) prueba f

he now faces the toughest test of his leadership — ahora se enfrenta a la prueba más difícil durante su periodo como líder

holidays are a major test of any relationship — irse de vacaciones es una de las pruebas más difíciles a la que se somete cualquier relación

• to put sth to the test — poner or someter algo a prueba

• to stand the test of time — resistir el paso del tiempo
acid, endurance
6) (Cricket, Rugby) (also: test match) partido m internacional

2. VT

1) [+ student, pupil] examinar; [+ candidate] (for job) hacer una prueba a; [+ knowledge] evaluar; [+ understanding] poner a prueba

• to test sb on sth — (Scol, Univ) examinar a algn de algo; (esp for job) hacer una prueba de algo a algn; (for revision) hacer preguntas de algo a algn (para repasar)

she was tested on her computer skills — le hicieron una prueba de informática

can you test me on my French/spelling? — ¿me haces preguntas de francés/ortografía?

2) (Med) [+ blood, urine, sample] analizar

• to have one's eyes tested — hacerse una revisión de la vista

• to test sb/sth for sth, to test sb for AIDS — hacer la prueba del SIDA a algn

to test sb for drugs — (gen) realizar pruebas a algn para comprobar si ha consumido drogas; [+ athlete, sportsperson] realizar el control antidoping a algn

my doctor wants me to be tested for diabetes — mi médico quiere que me haga un análisis para ver or frm determinar si tengo diabetes

the urine is tested for protein — se hace un análisis de orina para determinar el contenido de proteínas

3) (=conduct trials on) [+ aircraft, weapon, new product, drug] probar

the drug was tested in clinical trials — se sometió el medicamento a pruebas clínicas

• all our products are tested for quality — probamos la calidad de todos nuestros productos

• to test sth on sth/sb — probar algo con or en algo/algn

none of our products are tested on animals — ninguno de nuestros productos se prueba con or en animales

test the cream on an unaffected area of skin — pruebe la crema sobre una zona cutánea no afectada

4) (=check) probar

test the water temperature with your elbow — pruebe la temperatura del agua con el codo

he tested the ice with a stick — usó un palo para comprobar la solidez del hielo

- test the waters

5) (fig) (=put to the test) [+ person, courage] poner a prueba

his resolve will be tested to the limits this week — su resolución se pondrá a prueba al máximo esta semana

to test sb's patience — poner a prueba la paciencia de algn

3.

VI (=conduct a test)

testing, testing... — (Telec) probando, probando...

• it is a method used to test for allergies — es un método utilizado en pruebas de alergia

• just testing! — hum ¡por si acaso pregunto!

• to test negative/ positive (for sth) — dar negativo/positivo (en la prueba de algo)

4.

CPD

(nuclear) test ban N — prohibición f de pruebas nucleares

test ban treaty N — (also: nuclear test ban treaty) tratado m de prohibición de pruebas nucleares

test bed N — banco m de pruebas

test card N — (TV) carta f de ajuste

test case N — (Jur) juicio m que sienta jurisprudencia

test cricket N — críquet m a nivel internacional

test data NPL — resultados mpl de prueba

test drive N — (by potential buyer) prueba f en carretera; (by mechanic, technician) prueba f de rodaje

to take sth for a test drive — probar algo en carretera
test-drive
test flight N — vuelo m de prueba, vuelo m de ensayo

test marketing N — pruebas de un producto nuevo en el mercado

test marketing has already shown the product to be a great success — las pruebas realizadas en el mercado ya han mostrado que el producto tiene un éxito tremendo

test match N — (Cricket, Rugby) partido m internacional

test paper N — (Scol, Univ) examen m ; (multiple-choice) test m ; (Chem) papel m reactivo

test pattern N (US) (TV) — = test card

test piece N — (Mus) pieza f elegida para un certamen de piano

test pilot N — piloto mf de pruebas

test run N — (lit) vuelta f de prueba, prueba f ; (fig) puesta f a prueba

test tube N — probeta f, tubo m de ensayo

test tube baby N — bebé mf probeta

- test out

* * *
[test]
I

noun

1)

a) ( Educ) prueba f; ( multiple-choice type) test m

to do o take a test — hacer* una prueba/un test

to give o set somebody a test — hacerle* or ponerle* a alguien una prueba/un test

b) (of machine, drug) prueba f

to put something to the test — poner* algo a prueba

to stand the test of time — resistir el paso del tiempo; (before n) <run, flight> experimental, de prueba

c) (analysis, investigation)

blood/urine test — análisis m de sangre/orina

to have an eye/a hearing test — hacerse* un examen de la vista/del oído

he had an AIDS test — se le hizo la prueba del sida

2) ( Sport) partido m internacional

II
1.

transitive verb

a) \<\<student/class\>\> examinar, hacerle* una prueba a; \<\<knowledge/skill\>\> evaluar*

to test somebody ON something — examinar a alguien sobre algo

b) test (out) \<\<product/vehicle/weapon\>\> probar*, poner* a prueba

these cosmetics have not been tested on animals — no se han utilizado animales en las pruebas de laboratorio de estos cosméticos

c) \<\<friendship/endurance\>\> poner* a prueba

d) \<\<blood/urine\>\> analizar*; \<\<sight/hearing/reflexes\>\> examinar; \<\<hypothesis\>\> comprobar*

you need your eyes tested — tienes que hacerte examinar la vista

to test somebody for something: she was tested for AIDS se le hizo un análisis para determinar si tenía el sida; to test something FOR something: the eggs were tested for salmonella — los huevos fueron analizados para determinar si estaban infectados de salmonela

2.

vi ( carry out a test) hacer* pruebas; ( Med) hacer* análisis

just testing! — (hum) era sólo para ver qué decías

she tested positive — su análisis dio positivo

English-spanish dictionary > test
14 way

wei
1. noun
1) (an opening or passageway: This is the way in/out; There's no way through.) camino, vía; entrada, salida

2) (a route, direction etc: Which way shall we go?; Which is the way to Princes Street?; His house is on the way from here to the school; Will you be able to find your/the way to my house?; Your house is on my way home; The errand took me out of my way; a motorway.) dirección; camino

3) (used in the names of roads: His address is 21 Melville Way.) calle; avenida

4) (a distance: It's a long way to the school; The nearest shops are only a short way away.) distancia

5) (a method or manner: What is the easiest way to write a book?; I know a good way of doing it; He's got a funny way of talking; This is the quickest way to chop onions.) manera, modo, forma

6) (an aspect or side of something: In some ways this job is quite difficult; In a way I feel sorry for him.) aspecto; manera (de alguna manera/forma siento pena por él)

7) (a characteristic of behaviour; a habit: He has some rather unpleasant ways.) maneras

8) (used with many verbs to give the idea of progressing or moving: He pushed his way through the crowd; They soon ate their way through the food.) camino, paso (abrirse camino/paso)

2. adverb
((especially American) by a long distance or time; far: The winner finished the race way ahead of the other competitors; It's way past your bedtime.) muy, mucho más; de sobra

- wayfarer
- wayside
- be/get on one's way
- by the way
- fall by the wayside
- get/have one's own way
- get into / out of the way of doing something
- get into / out of the way of something
- go out of one's way
- have a way with
- have it one's own way
- in a bad way
- in
- out of the/someone's way
- lose one's way
- make one's way
- make way for
- make way
- under way
- way of life
- ways and means

way n

1. manera / modo

what's the best way to do it? ¿cuál es la mejor manera de hacerlo?

2. camino

which is the quickest way to your house? ¿cuál es el camino más rápido para ir a tu casa?

3. dirección

which way did he go? ¿en qué dirección se ha ido? / ¿por dónde se ha ido?

a long way lejos

it's a long way to China China está lejos

by the way por cierto

on the way por el camino

the right way round bien puesto

the wrong way round al revés

to be in the way estar en medio / obstruir el paso / molestar

to get out of the way apartar / apartarse / quitar de en medio

there's a car coming, get out of the way! viene un coche, ¡apártate!

to find your way encontrar el camino

to lose your way perderse

way

tr[weɪ]

noun

1 (right route, road, etc) camino

■ which is the best way to the swimming pool? ¿cómo se va a la piscina?, ¿por dónde se va a la piscina?

■ do you know the way? ¿conoces el camino?, ¿sabes cómo ir?

■ she asked me the way to the cathedral me preguntó cómo se va a la catedral

■ we've gone the wrong way nos hemos equivocado de camino

2 (direction) dirección nombre femenino

■ which way did he go? ¿por dónde se fue?

■ which way is the harbour from here? ¿por dónde cae el puerto desde aquí?

■ come this way, please venga por aquí, por favor

■ are you going my way? ¿vas en la misma dirección que yo?

■ look both ways mira en las dos direcciones

■ she's looking this way está mirando hacia aquí

■ the way things are going tal como van las cosas

3 (distance) distancia

■ it's a long way to Tipperary Tipperary está lejos, Tipperary queda lejos

■ we're a good way from home estamos lejos de casa

■ she slept the whole way durmió durante todo el viaje

■ Easter is a long way off falta mucho para Semana Santa

■ we'd come a good way habíamos hecho un buen trecho

4 (manner, method) manera, modo

■ what's the best way to cook trout? ¿cuál es la mejor manera de guisar las truchas?

■ you're going about it the wrong way lo estás haciendo mal

■ you've done your hair a different way te has peinado de otro modo

■ I had no way of knowing no había manera de saberlo

■ we don't enjoy life the way we used to no disfrutamos de la vida como antes

■ let me do it my way déjame hacerlo a mi manera

■ OK, you do it your own way vale, hazlo como quieras

■ have it your own way como tú quieras

5 (behaviour, custom) manera, forma, modo

■ you dance in a strange way bailas de una manera extraña

■ it's her way of saying she likes you es su manera de decirte que le gustas

■ it's just his way él es así

■ I don't like the way you're laughing no me gusta tu modo de reír

■ she hates the way he's always late odia que él siempre llegue tarde

■ the American way of life el estilo de vida americano

6 (area) zona, área

■ if ever you're over this way si alguna vez vienes por aquí

■ that's out Romford way, isn't it? está por la zona de Romford, ¿verdad?

adverb

1 familiar muy

■ you're way out vas muy equivocado

■ he's way ahead of the rest of the group está mucho más avanzado que el resto del grupo

■ this flat is way too small for us este apartamento es demasiado pequeño para nosotros

plural noun ways

1 (customs) costumbres nombre femenino plural; (habits, behaviour) manías nombre femenino plural

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

across the way / over the way enfrente

all the way (distance) todo el viaje 2 (completely) totalmente

along the way (on journey) por el camino

by a long way

■ this flat's not big enough by a long way este piso es demasiado pequeño, pero pequeño de verdad

by the way (incidentally) a propósito, por cierto

by way of (via) vía, por vía de, pasando por 2 (serving as, as a kind of) a modo de

either way en cualquier caso

every which way por todas partes, en todas direcciones

in a bad way familiar mal

■ he's in a very bad way está muy mal

in a big way a lo grande, a gran escala, en plan grande

in a small way a pequeña escala, en plan modesto

in a way en cierto modo, en cierta manera

in any way de alguna manera

■ can I help in any way? ¿puedo ayudar de alguna manera?

in many ways desde muchos puntos de vista, en muchos aspectos

■ in many ways, this is her best book desde muchos puntos de vista, éste es su mejor libro

in more ways than one en más de un sentido

in no way de ninguna manera, de ningún modo

in some ways en algunos aspectos

in the way of (regarding) en cuanto a, como

■ what would you like in the way of dessert? ¿qué quieres de postre?

in this way (thus) de este modo, de esta manera

no two ways about it no tiene vuelta de hoja

no way! ¡ni hablar!, ¡de ninguna manera!

■ there's no way I'm going to help her de ninguna manera voy a ayudarla yo

on one's way / on the way por el camino, de camino, de paso

■ I should be on my way home debería irme a casa

■ I'll get some wine on my way compraré vino por el camino

■ on the way to Madrid camino de Madrid

■ we're on our way! ¡ya estamos en camino!

■ is it on your way? ¿te pilla de camino?

■ something happened on the way here ha pasado algo mientras venía hacia aquí

■ close the door on your way out cierra la puerta al salir

one way and another en conjunto

■ one way and another it's been a good year en conjunto, ha sido un buen año

one way or the other (somehow) de algún modo, de una manera u otra, como sea

■ don't worry, we'll find it one way or the other no te preocupes, lo encontraremos de una manera u otra

■ I don't mind one way or the other me da exactamente igual, me da lo mismo

out of the way (remote) apartado,-a, remoto,-a 2 (exceptional) excepcional, particular, original

over the way enfrente

that way (direction) por allá 2 (like that) así

that's always the way siempre es así

that's the way the cookie crumbles así es la vida

the other way round al revés, viceversa

the right way up cabeza arriba, derecho,-a

the wrong way up cabeza abajo

to be born that way ser así, nacer así

to be in the way estorbar, estar por en medio

■ you're in the way! estás estorbando!

■ move your car, it's in the way quita tu coche de en medio, obstruye el paso

to be on the way (coming) estar en camino, estar al llegar, avecinarse

■ changes are on the way se avecinan cambios

■ help is on the way la ayuda está de camino

■ there's rain on the way va a llover

to be on the way down (fall) estar bajando, ir a la baja

to be on the way in (coming into fashion) estar poniéndose de moda

to be on the way out (going out of fashion) en camino de desaparecer, estar pasando de moda

to be on the way up (rise) estar subiendo, ir al alza

to be out of somebody's way no pillar a alguien de camino

■ I hope it's not out of your way espero que no te pille lejos

to be set in one's ways tener unas costumbres muy arraigadas, ser reacio,-a al cambio

to be under way (work) estar en marcha, estar avanzado,-a 2 (meeting, match) haber empezado

to cut both ways / cut two ways ser un arma de doble filo, tener ventajas y desventajas

to get in the way estorbar, molestar, ponerse en medio

to get into the way of doing something coger la costumbre de hacer algo

to get one's own way salirse con la suya

to get out of the way of something dejarle paso a algo, apartarse del camino de algo

to get out of the way apartarse del camino, quitarse de en medio

to get out of the way of doing something perder la costumbre de hacer algo

to get something out of the way deshacerse de algo, quitar algo de en medio

■ as soon as I've got this essay out of the way en cuanto acabe esta redacción

to get under way (meeting, match) empezar 2 (travellers, work) ponerse en marcha

to give way (collapse) ceder, hundirse 2 (yield) ceder (to, a) 3 (when driving) ceder el paso

to go a long way towards something contribuir en gran medida a algo

to go a long way (succeed) ir lejos 2 (be productive) cundir mucho, dar mucho de sí

to go one's own way ir a lo suyo, seguir su propio camino

to go out of one's way (to do something) desvivirse (por hacer algo)

to have a way with... tener un don especial para...

■ he has a way with children tiene un don especial para los niños

to keep out of somebody's way evitar el contacto con alguien

to keep out of the way (hide) mantener un perfil bajo 2 (step aside) apartarse

to learn something the hard way aprender algo a las malas

to look the other way hacer la vista gorda

to lose one's way perderse, extraviarse

to make one's own way in life/in the world abrirse paso en la vida/el mundo

to make one's way dirigirse (to, a)

to make way for something hacer lugar para algo

to my way of thinking a mi modo de ver

to put somebody in the way of (doing) something dar a alguien la oportunidad de (hacer) algo

to see one's way clear to doing something ver la manera de hacer algo

to stand in the way of something ser un obstáculo para algo, ser un estorbo para algo

to talk one's way out of something salir de algo a base de labia

to work one's way through something (crowd etc) abrirse camino por algo 2 (work, book) hacer algo con dificultad 3 (college etc) costearse los estudios trabajando

to work one's way up ascender a fuerza de trabajo, subir a base de trabajar

way back (in time) hace muchísimo

way in entrada

way out (exit) salida 2 (solution) solución nombre femenino, remedio

ways and means medios nombre masculino plural

way ['weɪ] n

1) path, road: camino m, vía f

2) route: camino m, ruta f

to go the wrong way: equivocarse de camino

I'm on my way: estoy de camino

3) : línea f de conducta, camino m

he chose the easy way: optó por el camino fácil

4) manner, means: manera f, modo m, forma f

in the same way: del mismo modo, igualmente

there are no two ways about it: no cabe la menor duda

5) (indicating a wish)

have it your way: como tú quieras

to get one's own way: salirse uno con la suya

6) state: estado m

things are in a bad way: las cosas marchan mal

7) respect: aspecto m, sentido m

8) custom: costumbre f

to mend one's ways: dejar las malas costumbres

9) passage: camino m

to get in the way: meterse en el camino

10) distance: distancia f

to come a long way: hacer grandes progresos

11) direction: dirección f

come this way: venga por aquí

which way did he go?: ¿por dónde fue?

12)

by the way : a propósito, por cierto

13)

by way of via: vía, pasando por

14)

out of the way remote: remoto, recóndito

15) under way

way

n.

• camino s.m.

• dirección s.f.

• distancia s.f.

• estilo s.m.

• guisa s.f.

• género s.m.

• manera s.f.

• medio s.m.

• modales s.m.pl.

• modo s.m.

• paso s.m.

• sentido s.m.

• trayecto s.m.

• vía s.f.

I weɪ
1) noun

Sense I

2) c

a) ( route) camino m

the way back — el camino de vuelta or de regreso

we had to go the long way (around) — tuvimos que dar toda la vuelta

let's go a different way — vayamos por otro lado or camino

the way in/out — la entrada/salida

I saw her on the way out — la vi a la salida

this style is on the way in/out — este estilo se está poniendo/pasando de moda

it's difficult to find one's way around this town — es difícil orientarse or no perderse en esta ciudad

you'll soon find your way around the office/system — en poco tiempo te familiarizarás con la oficina/el sistema

can you find your way there by yourself? — ¿sabes ir solo?

I'll find my own way out — no te molestes en acompañarme

I can drop the package off on my way — de paso puedo dejar el paquete

we're going the wrong way — nos hemos equivocado de camino, vamos mal

which way did you come? — ¿por dónde viniste?

which way did he go? — ¿por dónde fue?; ( following somebody) ¿por dónde se fue?

could you tell me the way to the city center? — ¿me podría decir por dónde se va or cómo se llega al centro (de la ciudad)?

I'll make my own way there — iré por mi cuenta

on my way to work — de camino al trabajo

I'm on my way! — ahora mismo salgo or voy, voy para allí!

the doctor is on her way — la doctora ya va para allí/viene para aquí

the goods are on their way — la mercancía está en camino or ya ha salido

I'll tell you on the way — te lo cuento por el camino

winter's on the way — ya falta poco para que empiece el invierno

did you find the way to Trier all right? — ¿llegaste bien a Trier?

I don't know the way up/down — no sé por dónde se sube/se baja

she's well on her way to recovery — ya está casi recuperada del todo

to lead the way — ir* delante

to lose one's way — perderse*

there is no way around it — no hay otra solución or salida

there are no two ways about it — no tiene or no hay vuelta de hoja

to go one's own way: she'll go her own way hará lo que le parezca; to go out of one's way ( make a detour) desviarse* del camino; ( make special effort): they went out of their way to be helpful se desvivieron or hicieron lo indecible por ayudar; to go the way of something/somebody — acabar como algo/algn, correr la misma suerte de algo/algn

b) (road, path) camino m, senda f

the Appian Way — la vía Apia

the people over the way — (BrE) los vecinos de enfrente

3) c u (passage, space)

we hacked a way through the undergrowth — nos abrimos camino entre la maleza

to be/get in the way — estorbar

she doesn't let her work get in the way of her social life — no deja que el trabajo sea un obstáculo para su vida social

to stand in the way: they stood in our way nos impidieron el paso; I couldn't see it, she was standing in my way no podía verlo, ella me tapaba (la vista); I won't stand in your way no seré yo quien te lo impida; to stand in the way of progress obstaculizar* or entorpecer* el progreso; (get) out of the way! hazte a un lado!, quítate de en medio!; to move something out of the way quitar algo de en medio; I'd like to get this work out of the way quisiera quitar este trabajo de en medio; to keep out of somebody's way rehuir* a algn, evitar encontrarse con algn; make way! — abran paso!

4) c ( direction)

it's that way — es en esa dirección, es por ahí

this way! — por aquí!

we didn't know which way to go — no sabíamos por dónde ir or qué dirección tomar

which way did they go? — ¿por dónde (se) fueron?

this way and that — de un lado a otro, aquí y allá

which way does the house face? — ¿hacia dónde mira or está orientada la casa?

we're both going the same way — vamos para el mismo lado or en la misma dirección

look the other way! — mira para otro lado!

the hurricane is heading this way — el huracán viene hacia aquí or en esta dirección

if you're ever down our way, call in — (colloq) si algún día andas por nuestra zona, ven a vernos

whichever way you look at it, it's a disaster — es un desastre, lo mires por donde lo mires

you've got your T-shirt on the wrong way around — llevas la camiseta al or del revés

the other way around — al revés

which way up should it be? — ¿cuál es la parte de arriba?

to split something three/five ways — dividir algo en tres/cinco partes

every which way — (AmE) para todos lados

to come somebody's way — ( lit) \<\<person/animal\>\> venir* hacia algn

none of the money ever came our way — no nos tocó ni un céntimo del dinero

then bad luck began to come my way — entonces empecé a tener una mala racha

to go somebody's way: are you going my way? ¿vas en mi misma dirección?; the decision went our way se decidió en nuestro favor; to put work/business somebody's way conseguirle* trabajo/clientes a algn; way to go! — (AmE colloq) así se hace!, bien hecho!

5) ( distance) (no pl)

there's only a short way to go now — ya falta or queda poco para llegar

he came all this way just to see me — (colloq) se dió el viaje hasta aquí sólo para verme

we're still some way from home — todavía nos queda un trecho para llegar a casa

it's a long way from here to Rio — Río queda muy lejos de aquí

we passed a church some way back — hace ya un rato que pasamos una iglesia

you have to go back a long way, to the Middle Ages — hay que remontarse a la Edad Media

it's a very long way down/up — hay una buena bajada/subida

the exam is still some way off — todavía falta bastante para el examen

he's come a long way — ha venido de muy lejos

we've come a long way since those days — hemos evolucionado or avanzado mucho desde entonces

my salary has to go a long way — tengo que estirar mucho el sueldo

a little goes a long way — un poco cunde or (AmL tb) rinde mucho

Springfield? that's quite a ways from here — (AmE colloq) ¿Springfield? eso está requetelejos de aquí (fam)

we had to walk all the way up — tuvimos que subir a pie hasta arriba

to go all the way: do you think he might go all the way and fire them? ¿te parece que puede llegar a echarlos?; they went all the way ( had sex) tuvieron relaciones, hicieron el amor; to go some/a long way toward something — contribuir* en cierta/gran medida a algo; see also way I III

Sense II

6) c (method, means) forma f, manera f, modo m

we must try every possible way to convince them — tenemos que tratar de convencerlos por todos los medios

there's no way of crossing the border without a passport — es imposible cruzar la frontera sin pasaporte

it doesn't matter to me one way or the other — me da igual una cosa u otra

it doesn't matter either way — de cualquier forma or manera, no importa

there are many ways in which it will be useful — será útil en muchos sentidos

all right, we'll do it your way — muy bien, lo haremos a tu manera or como tú quieras

to learn something the hard way — aprender algo a fuerza de palos or golpes

to do something the hard/easy way — hacer* algo de manera difícil/fácil

that's not the way to do it! — así no se hace!

that's the way! — así se hace!

he wants to have it both ways — lo quiere todo, lo quiere la chancha y los cinco reales or los veinte (RPl fam)

you can't have it both ways — tienes que elegir entre una cosa u otra

7) c ( manner) manera f, modo m, forma f

in a subtle way — de manera or modo or forma sutil

the way you behaved was disgraceful — te comportaste de (una) manera or forma vergonzosa

is this the way you treat all your friends? — ¿así (es como) tratas a todos tus amigos?

that's one way of looking at it — es una manera or un modo or una forma de verlo

that's no way to talk to your mother! — así no se le habla a la madre!

what a way to go! — (set phrase) mira que acabar or terminar así!

he's in a bad way — está muy mal

that's just his way — así es él

that's the way it goes — así son las cosas, así es la vida

it looks that way — así or eso parece

this way it's better for everyone — así es mejor para todos

the way I see it — tal y como yo lo veo, a mi modo or manera de ver

the way things are o stand at the moment — tal y como están las cosas en este momento

in a big way: they let us down in a big way nos fallaron de mala manera; he fell for her in a big way quedó prendado de ella; to have a way with...: to have a way with children/people saber* cómo tratar a los niños/saber* cómo tratar a la gente, tener* don de gentes; to have a way with animals tener* mucha mano con los animales; to have a way with words — tener* mucha labia or facilidad de palabra

8) c

a) (custom, characteristic)

the ways of our people — las costumbres de nuestro pueblo

you'll get used to our ways — ya te irás haciendo a nuestra manera de hacer las cosas

he has a way of making people feel at ease — sabe hacer que la gente se sienta cómoda

she has a way of popping up unexpectedly — tiene la costumbre de aparecer donde menos te la esperas

to get into/out of the way of something — (BrE) acostumbrarse a/perder* la costumbre de algo

to be set in one's ways — estar* muy acostumbrado a hacer las cosas de cierta manera

to mend one's ways — dejar las malas costumbres, enmendarse*

b) (wish, will)

to get/have one's (own) way — salirse* con la suya (or mía etc)

have it your own way then! — lo que tú quieras!, como tú digas!

to have it all one's own way — salirse* con la suya (or mía etc)

to have one's (evil o wicked) way with somebody — llevarse a algn al huerto (fam), pasar a algn por las armas (fam)

9) c (feature, respect) sentido m, aspecto m

in a way, it's like losing an old friend — de alguna manera or en cierta forma or en cierto sentido es como perder a un viejo amigo

our product is in no way inferior to theirs — nuestro producto no es de ninguna manera or en ningún sentido inferior al suyo

you were in no way to blame — tú no tuviste ninguna culpa; see also way I III

Sense III

10) (in phrases)

by the way — (indep) a propósito, por cierto

but that's all by the way: what I really wanted to say was... — pero eso no es a lo que iba: lo que quería decir es que...

11)

by way of — (as prep)

a) ( via) vía, pasando por

b) ( to serve as) a modo or manera de

by way of introduction/an apology — a modo or manera de introducción/disculpa

12)

in the way of — ( as regards) (as prep)

don't expect too much in the way of help — en cuanto a ayuda, no esperes mucho

there wasn't much in the way of opposition — no hubo gran oposición

13)

no way — (colloq)

no way will I lend it to you — ni loco te lo presto (fam)

no way is he/she going to do it — de ninguna manera lo va a hacer (fam)

no way! — ni hablar! (fam)

14) to give way

a) (break, collapse) \<\<ice/rope/cable\>\> romperse*; \<\<floor\>\> hundirse, ceder

the table gave way under the weight — la mesa no aguantó el peso

b) (succumb, give in)

to give way TO something — \<\<to threats/blackmail\>\> ceder a or ante algo

she gave way to tears — no pudo contener las lágrimas y se echó a llorar

don't give way to pessimism — no te dejes vencer por el pesimismo

c) (BrE Transp)

to give way (TO somebody/something) — ceder el paso (a algn/algo)

give way — ceda el paso

d) (be replaced, superseded by)

to give way TO something — dejar or dar* paso a algo

15)

under way: to get under way ponerse* en marcha, comenzar*; to get a meeting under way dar* comienzo a una reunión; an investigation is under way — se está llevando a cabo or se ha abierto una investigación

II

adverb (colloq)

way back in February — allá por febrero

way behind — muy por detrás

way down south — allá por el sur

they were way out in their calculations — se equivocaron en mucho en los cálculos

way past midnight — mucho después de la medianoche

profits are way up on last year — los beneficios están muy por encima de los del año pasado

way and away — (as intensifier) (AmE) con mucho, lejos (AmL fam)

[weɪ]
1. N

1) (=road, lane) camino m ; (in street names) calle f, avenida f

• Way of the Cross — Vía f Crucis, viacrucis m

• across or over the way (from) — enfrente (de), frente (a)

• permanent way — vía f

• the public way — la vía pública

2) (=route) camino m (to de)

the way to the station — el camino de la estación

which is the way to the station? — ¿cómo se va or cómo se llega a la estación?

this isn't the way to Lugo! — ¡por aquí no se va a Lugo!

• he walked all the way here — vino todo el camino andando

it rained all the way there — llovió durante todo el viaje

he ran all the way home — hizo todo el camino a casa corriendo

• to ask one's way to the station — preguntar el camino or cómo se va a la estación

• we came a back way — vinimos por los caminos vecinales

• she went by way of Birmingham — fue por or vía Birmingham

• if the chance comes my way — si se me presenta la oportunidad

• way down — bajada f, ruta f para bajar

• to take the easy way out — optar por la solución más fácil

• to feel one's way — (lit) andar a tientas

he's still feeling his way in the new job — todavía se está familiarizando con el nuevo trabajo

• to find one's way — orientarse, ubicarse (esp LAm)

to find one's way into a building — encontrar la entrada de un edificio, descubrir cómo entrar en un edificio

the cat found the way into the pantry — el gato logró introducirse en la despensa

I had to find my own way home — me las tuve que arreglar para volver a casa

• the way is hard — el camino es duro

• the way in — (=entrance) la entrada

• I don't know the way to his house — no sé el camino a su casa, no sé cómo se va or llega a su casa

do you know the way to the hotel? — ¿sabes el camino del or al hotel?, ¿sabes cómo llegar al hotel?

I know my way about town — conozco la ciudad

she knows her way around — (fig) tiene bastante experiencia, no es que sea una inocente

• to lead the way — (lit) ir primero; (fig) marcar la pauta, abrir el camino

• to go the long way round — ir por el camino más largo

• to lose one's way — extraviarse

• to make one's way to — dirigirse a

to make one's way home — volver a casa

to make one's way in the world — abrirse camino en la vida

• the middle way — el camino de en medio

• on the way here — de camino hacia aquí, mientras veníamos aquí

on the way to London — rumbo a Londres, camino de Londres

it's on the way to Murcia — está en la carretera de Murcia

we're on our way! — ¡vamos para allá!

he's on his way — está de camino

they have another child on the way — tienen otro niño en camino

you pass it on your way home — te pilla de camino a casa

your house is on my way — tu casa me viene de camino

he is well on the way to finishing it — lo tiene casi terminado

he's on the way to becoming an alcoholic — va camino de hacerse un alcohólico

• the way out — la salida

you'll find it on the way out — lo encontrarás cerca de la salida

I'll find my own way out — no hace falta que me acompañen a la puerta

to find a way out of a problem — encontrar una solución a un problema

there's no way out — (fig) no hay salida or solución, esto no tiene solución

there's no other way out — (fig) no hay más remedio

it's on its way out — está en camino de desaparecer, ya está pasando de moda

• to go out of one's way — (lit) desviarse del camino

to go out of one's way to help sb — desvivirse por ayudar a algn

I don't want to take you out of your way — no quiero apartarle del camino

the village I live in is rather out of the way — mi pueblo está un poco retirado

that's nothing out of the way these days — eso no es nada extraordinario hoy día

• to pay one's way — (in restaurant) pagar su parte

the company isn't paying its way — la compañía no rinde or no da provecho

• he put me in the way of some good contracts — me conectó or enchufó para que consiguiera buenos contratos

• to see one's way (clear) to helping sb — ver la forma de ayudar a algn

could you possibly see your way clear to lending him some money? — ¿tendrías la amabilidad de prestarle algo de dinero?

• to go the shortest way — ir por el camino más corto

• to start on one's way — ponerse en camino

• way up — subida f, ruta f para subir

• the way of virtue — el camino de la virtud

- go the way of all flesh

- I'm with you all the way

- go one's own way

she always goes her own sweet way — hace lo que le da la gana
prepare 1.
3) (=space sb wants to go through) camino m

• to bar the way — ponerse en medio del camino

• to clear a way for — abrir camino para

to clear the way — despejar el camino

• he crawled his way to the gate — llegó arrastrándose hasta la puerta

• to elbow one's way through the crowd — abrirse paso por la multitud a codazos

• to fight one's way out — lograr salir luchando

• to force one's way in — introducirse a la fuerza

• to hack one's way through sth — abrirse paso por algo a fuerza de tajos

• to be/get in sb's way — estorbar a algn

to get in the way — estorbar

am I in the way? — ¿estorbo?

you can watch, but don't get in the way — puedes mirar, pero no estorbes

to put difficulties in sb's way — crear dificultades a algn

to stand in sb's way — (lit) cerrar el paso a algn; (fig) ser un obstáculo para algn

now nothing stands in our way — ahora no hay obstáculo alguno

to stand in the way of progress — impedir or entorpecer el progreso

• to make way (for sth/sb) — (lit, fig) dejar paso (a algo/algn)

make way! — ¡abran paso!

• to leave the way open for further talks — dejar la puerta abierta a posteriores conversaciones

this law leaves the way open to abuse — esta ley deja vía libre a toda clase de desafueros

• to get out of the way — quitarse de en medio

out of my way! — ¡quítate de en medio!

I should keep out of his way if I were you — yo que tú evitaría el trato con él

I try to keep out of his way — procuro evitar cualquier contacto con él

I kept well out of the way — me mantuve muy lejos

to get or move sth out of the way — quitar algo de en medio or del camino

put it somewhere out of the way — ponlo donde no estorbe

it's out of the way of the wind — está al abrigo del viento

as soon as I've got this essay out of the way — en cuanto termine este ensayo

keep those matches out of his way — no dejes esas cerillas a su alcance

• to push one's way through the crowd — abrirse paso por la multitud a empujones

• to work one's way to the front — abrirse camino hacia la primera fila

he worked his way up in the company — ascendió en la compañía a fuerza de trabajo

he worked his way up from nothing — empezó sin nada y fue muy lejos a fuerza de trabajo
give 1., 18)
4) (=direction)

• down our way — por nuestra zona, en nuestro barrio

• are you going my way? — ¿vas por dónde voy yo?

everything is going my way — (fig) todo me está saliendo a pedir de boca

• to look the other way — (lit) mirar para otro lado; (fig) mirar para otro lado, hacer la vista gorda

turn it the other way round — vuélvelo al revés

it was you who invited her, not the other way round — eres tú quien la invitaste, no al revés

• it's out Windsor way — está cerca de Windsor

• turn the map the right way up — pon el mapa mirando hacia arriba

the car landed the right way up — el coche cayó sobre las ruedas

• to split sth three ways — dividir algo en tres partes iguales

• come this way — pase por aquí

this way for the lions — a los leones

this way and that — por aquí y por allá

• which way did it go? — ¿hacia dónde fue?, ¿por dónde se fue?

which way do we go from here? — (lit, fig) ¿desde aquí adónde vamos ahora?

which way is the wind blowing? — ¿de dónde sopla el viento?

she didn't know which way to look — no sabía dónde mirar, no sabía dónde poner los ojos

5) (=distance)

• a little way off — no muy lejos, a poca distancia

a little way down the road — bajando la calle, no muy lejos

• it's a long or good way away or off — está muy lejos

spring is a long way off — la primavera queda muy lejos

it's a long or good way — es mucho camino

we have a long way to go — tenemos mucho camino por delante

he'll go a long way — (fig) llegará lejos

a little of that flavouring goes a long way — un poco de ese condimento cunde mucho

a little of her company goes a long way — iro solo se le puede aguantar en pequeñas dosis

we've come a long way since those days — hemos avanzado mucho desde entonces

it should go a long way towards convincing him — (esto) seguramente contribuirá mucho a convencerlo

that's a long way from the truth — eso queda muy lejos de la verdad

better by a long way — mucho mejor, mejor pero con mucho

not by a long way — ni con mucho

• I can swim quite a way now — ahora puedo nadar bastante distancia

• a short way off — no muy lejos, a poca distancia

6) (=means) manera f, forma f, modo m

we'll find a way of doing it — encontraremos la manera or forma or modo de hacerlo

love will find a way — el amor encontrará el camino

it's the only way of doing it — es la única manera or forma or modo de hacerlo

my way is to — + infin mi sistema consiste en + infin

that's the way! — ¡así!, ¡eso es!

that way it won't disturb anybody — así no molestará a nadie

• every which way — (esp US) (=in every manner) de muchísimas maneras; (=in every direction) por todas partes

he re-ran the experiment every which way he could — reprodujo el experimento de todas las maneras habidas y por haber

• ways and means — medios mpl

• that's not the right way — así no se hace

- there are no two ways about it

7) (=manner) manera f, forma f, modo m

the way things are going we shall have nothing left — si esto continúa así nos vamos a quedar sin nada

she looked at me in a strange way — me miró de manera or forma extraña or de modo extraño

it's a strange way to thank someone — ¡vaya manera or forma or modo de mostrar gratitud or darle las gracias a alguien!

• without in any way wishing to — + infin sin querer en lo más mínimo + infin, sin tener intención alguna de + infin

• in a big way * — en grande *

they like to celebrate their birthdays in a big way — les gusta celebrar sus cumpleaños en grande

we lost in a really big way * — perdimos de manera or forma or modo realmente espectacular

• you can't have it both ways — tienes que optar por lo uno o lo otro

• each way — (Racing) (a) ganador y colocado

• either way I can't help you — de todas formas no puedo ayudarle

• I will help you in every way possible — haré todo lo posible por ayudarte

he insulted us in every possible way — nos ha insultado en todos los sentidos

• the British way of life — el estilo de vida británico

• no way! * — ¡ni pensarlo!, ¡ni hablar!

no way was that a goal * — ¡imposible que fuera eso un gol!

there is no way I am going to agree * — de ninguna manera or forma or de ningún modo lo voy a consentir

• (in) one way or another — de una u otra manera or forma or modo

it doesn't matter to me one way or the other — me es igual, me da lo mismo

a week one way or the other won't matter — no importa que sea una semana más o una semana menos

• in the ordinary way (of things) — por lo general, en general

• he has his own way of doing it — tiene su manera or forma or modo de hacerlo

I'll do it (in) my own way — lo haré a mi manera or forma or modo

he's a good sort in his own way — tiene sus rarezas pero es buena persona

• in the same way — de la misma manera or forma, del mismo modo

to go on in the same old way — seguir como siempre

• we help in a small way — ayudamos un poco

• she's clever that way — para esas cosas es muy lista

• to my way of thinking — a mi parecer, a mi manera or forma or modo de ver

• do it this way — hazlo así

in this way — así, de esta manera or forma or modo

it was this way... — pasó lo siguiente...

• that's always the way with him — siempre le pasa igual

8) [of will]

• to get one's own way — salirse con la suya

• have it your own way! — ¡como quieras!

they've had it all their own way too long — hace tiempo que hacen lo que les da la gana

they didn't have things all their own way — (in football match) no dominaron el partido completamente

he had his wicked or evil way with her — hum se la llevó al huerto *, la sedujo

9) (=custom) costumbre f

the ways of the Spaniards — las costumbres de los españoles

that is our way with traitors — así tratamos a los traidores

he has his little ways — tiene sus manías or rarezas

• to get into the way of doing sth — adquirir la costumbre de hacer algo

• to be/get out of the way of doing sth — haber perdido/perder la costumbre de hacer algo

- mend one's ways

10) (=gift, special quality)

• he has a way with people — tiene don de gentes

he has a way with children — sabe manejar a los niños

he has a way with him — tiene su encanto

11) (=respect, aspect) sentido m

• in a way — en cierto sentido

• in many ways — en muchos sentidos

• he's like his father in more ways than one — se parece a su padre en muchos sentidos

• in no way, not in any way — de ninguna manera, de manera alguna

• in some ways — en algunos sentidos

12) (=state) estado m

• the way things are — tal como están or van las cosas

to leave things the way they are — dejar las cosas como están

• things are in a bad way — las cosas van or marchan mal

the car is in a bad way — el coche está en mal estado

he's in a bad way — (=sick) está grave; (=troubled) está muy mal

• he's in a fair way to succeed — tiene buenas posibilidades de lograrlo

• it looks that way — así parece

- be in the family way

13) (=speed)

to gather way — [ship] empezar a moverse; (fig) [enthusiasm] encenderse

14) (in set expressions with preposition)

• by the way — a propósito, por cierto

how was your holiday, by the way? — a propósito or por cierto, ¿qué tal tus vacaciones?

Jones, which, by the way, is not his real name — Jones que, a propósito or por cierto, no es su verdadero nombre

oh, and by the way — antes que se me olvide

all this is by the way — todo esto no viene al caso

• by way of a warning — a modo de advertencia

that was all I got by way of an answer — eso es todo lo que conseguí por respuesta

she's by way of being an artist — tiene sus ribetes de artista

• he had little in the way of formal education — tuvo poca educación formal

• to be under way — estar en marcha

the job is now well under way — el trabajo ya está muy avanzado

to get under way — [ship] zarpar; [person, group] partir, ponerse en camino; [work, project] ponerse en marcha, empezar a moverse

things are getting under way at last — por fin las cosas están empezando a moverse

2.

ADV
*
• that was way back — eso fue hace mucho tiempo ya

way back in 1900 — allá en 1900

• way down (below) — muy abajo

• it's way out in Nevada — está allá en Nevada

way out to sea — mar afuera

he was way out in his estimate — se equivocó (en) mucho en su presupuesto

• it's way past your bedtime — hace rato que deberías estar en la cama

• it's way too big — es demasiado grande

• way up high — muy alto

way up in the sky — muy alto en el cielo

3.

CPD

way station N — (US) apeadero m ; (fig) paso m intermedio

* * *

I [weɪ]
1) noun

Sense I

2) c

a) ( route) camino m

the way back — el camino de vuelta or de regreso

we had to go the long way (around) — tuvimos que dar toda la vuelta

let's go a different way — vayamos por otro lado or camino

the way in/out — la entrada/salida

I saw her on the way out — la vi a la salida

this style is on the way in/out — este estilo se está poniendo/pasando de moda

it's difficult to find one's way around this town — es difícil orientarse or no perderse en esta ciudad

you'll soon find your way around the office/system — en poco tiempo te familiarizarás con la oficina/el sistema

can you find your way there by yourself? — ¿sabes ir solo?

I'll find my own way out — no te molestes en acompañarme

I can drop the package off on my way — de paso puedo dejar el paquete

we're going the wrong way — nos hemos equivocado de camino, vamos mal

which way did you come? — ¿por dónde viniste?

which way did he go? — ¿por dónde fue?; ( following somebody) ¿por dónde se fue?

could you tell me the way to the city center? — ¿me podría decir por dónde se va or cómo se llega al centro (de la ciudad)?

I'll make my own way there — iré por mi cuenta

on my way to work — de camino al trabajo

I'm on my way! — ahora mismo salgo or voy, voy para allí!

the doctor is on her way — la doctora ya va para allí/viene para aquí

the goods are on their way — la mercancía está en camino or ya ha salido

I'll tell you on the way — te lo cuento por el camino

winter's on the way — ya falta poco para que empiece el invierno

did you find the way to Trier all right? — ¿llegaste bien a Trier?

I don't know the way up/down — no sé por dónde se sube/se baja

she's well on her way to recovery — ya está casi recuperada del todo

to lead the way — ir* delante

to lose one's way — perderse*

there is no way around it — no hay otra solución or salida

there are no two ways about it — no tiene or no hay vuelta de hoja

to go one's own way: she'll go her own way hará lo que le parezca; to go out of one's way ( make a detour) desviarse* del camino; ( make special effort): they went out of their way to be helpful se desvivieron or hicieron lo indecible por ayudar; to go the way of something/somebody — acabar como algo/algn, correr la misma suerte de algo/algn

b) (road, path) camino m, senda f

the Appian Way — la vía Apia

the people over the way — (BrE) los vecinos de enfrente

3) c u (passage, space)

we hacked a way through the undergrowth — nos abrimos camino entre la maleza

to be/get in the way — estorbar

she doesn't let her work get in the way of her social life — no deja que el trabajo sea un obstáculo para su vida social

to stand in the way: they stood in our way nos impidieron el paso; I couldn't see it, she was standing in my way no podía verlo, ella me tapaba (la vista); I won't stand in your way no seré yo quien te lo impida; to stand in the way of progress obstaculizar* or entorpecer* el progreso; (get) out of the way! hazte a un lado!, quítate de en medio!; to move something out of the way quitar algo de en medio; I'd like to get this work out of the way quisiera quitar este trabajo de en medio; to keep out of somebody's way rehuir* a algn, evitar encontrarse con algn; make way! — abran paso!

4) c ( direction)

it's that way — es en esa dirección, es por ahí

this way! — por aquí!

we didn't know which way to go — no sabíamos por dónde ir or qué dirección tomar

which way did they go? — ¿por dónde (se) fueron?

this way and that — de un lado a otro, aquí y allá

which way does the house face? — ¿hacia dónde mira or está orientada la casa?

we're both going the same way — vamos para el mismo lado or en la misma dirección

look the other way! — mira para otro lado!

the hurricane is heading this way — el huracán viene hacia aquí or en esta dirección

if you're ever down our way, call in — (colloq) si algún día andas por nuestra zona, ven a vernos

whichever way you look at it, it's a disaster — es un desastre, lo mires por donde lo mires

you've got your T-shirt on the wrong way around — llevas la camiseta al or del revés

the other way around — al revés

which way up should it be? — ¿cuál es la parte de arriba?

to split something three/five ways — dividir algo en tres/cinco partes

every which way — (AmE) para todos lados

to come somebody's way — ( lit) \<\<person/animal\>\> venir* hacia algn

none of the money ever came our way — no nos tocó ni un céntimo del dinero

then bad luck began to come my way — entonces empecé a tener una mala racha

to go somebody's way: are you going my way? ¿vas en mi misma dirección?; the decision went our way se decidió en nuestro favor; to put work/business somebody's way conseguirle* trabajo/clientes a algn; way to go! — (AmE colloq) así se hace!, bien hecho!

5) ( distance) (no pl)

there's only a short way to go now — ya falta or queda poco para llegar

he came all this way just to see me — (colloq) se dió el viaje hasta aquí sólo para verme

we're still some way from home — todavía nos queda un trecho para llegar a casa

it's a long way from here to Rio — Río queda muy lejos de aquí

we passed a church some way back — hace ya un rato que pasamos una iglesia

you have to go back a long way, to the Middle Ages — hay que remontarse a la Edad Media

it's a very long way down/up — hay una buena bajada/subida

the exam is still some way off — todavía falta bastante para el examen

he's come a long way — ha venido de muy lejos

we've come a long way since those days — hemos evolucionado or avanzado mucho desde entonces

my salary has to go a long way — tengo que estirar mucho el sueldo

a little goes a long way — un poco cunde or (AmL tb) rinde mucho

Springfield? that's quite a ways from here — (AmE colloq) ¿Springfield? eso está requetelejos de aquí (fam)

we had to walk all the way up — tuvimos que subir a pie hasta arriba

to go all the way: do you think he might go all the way and fire them? ¿te parece que puede llegar a echarlos?; they went all the way ( had sex) tuvieron relaciones, hicieron el amor; to go some/a long way toward something — contribuir* en cierta/gran medida a algo; see also way I III

Sense II

6) c (method, means) forma f, manera f, modo m

we must try every possible way to convince them — tenemos que tratar de convencerlos por todos los medios

there's no way of crossing the border without a passport — es imposible cruzar la frontera sin pasaporte

it doesn't matter to me one way or the other — me da igual una cosa u otra

it doesn't matter either way — de cualquier forma or manera, no importa

there are many ways in which it will be useful — será útil en muchos sentidos

all right, we'll do it your way — muy bien, lo haremos a tu manera or como tú quieras

to learn something the hard way — aprender algo a fuerza de palos or golpes

to do something the hard/easy way — hacer* algo de manera difícil/fácil

that's not the way to do it! — así no se hace!

that's the way! — así se hace!

he wants to have it both ways — lo quiere todo, lo quiere la chancha y los cinco reales or los veinte (RPl fam)

you can't have it both ways — tienes que elegir entre una cosa u otra

7) c ( manner) manera f, modo m, forma f

in a subtle way — de manera or modo or forma sutil

the way you behaved was disgraceful — te comportaste de (una) manera or forma vergonzosa

is this the way you treat all your friends? — ¿así (es como) tratas a todos tus amigos?

that's one way of looking at it — es una manera or un modo or una forma de verlo

that's no way to talk to your mother! — así no se le habla a la madre!

what a way to go! — (set phrase) mira que acabar or terminar así!

he's in a bad way — está muy mal

that's just his way — así es él

that's the way it goes — así son las cosas, así es la vida

it looks that way — así or eso parece

this way it's better for everyone — así es mejor para todos

the way I see it — tal y como yo lo veo, a mi modo or manera de ver

the way things are o stand at the moment — tal y como están las cosas en este momento

in a big way: they let us down in a big way nos fallaron de mala manera; he fell for her in a big way quedó prendado de ella; to have a way with...: to have a way with children/people saber* cómo tratar a los niños/saber* cómo tratar a la gente, tener* don de gentes; to have a way with animals tener* mucha mano con los animales; to have a way with words — tener* mucha labia or facilidad de palabra

8) c

a) (custom, characteristic)

the ways of our people — las costumbres de nuestro pueblo

you'll get used to our ways — ya te irás haciendo a nuestra manera de hacer las cosas

he has a way of making people feel at ease — sabe hacer que la gente se sienta cómoda

she has a way of popping up unexpectedly — tiene la costumbre de aparecer donde menos te la esperas

to get into/out of the way of something — (BrE) acostumbrarse a/perder* la costumbre de algo

to be set in one's ways — estar* muy acostumbrado a hacer las cosas de cierta manera

to mend one's ways — dejar las malas costumbres, enmendarse*

b) (wish, will)

to get/have one's (own) way — salirse* con la suya (or mía etc)

have it your own way then! — lo que tú quieras!, como tú digas!

to have it all one's own way — salirse* con la suya (or mía etc)

to have one's (evil o wicked) way with somebody — llevarse a algn al huerto (fam), pasar a algn por las armas (fam)

9) c (feature, respect) sentido m, aspecto m

in a way, it's like losing an old friend — de alguna manera or en cierta forma or en cierto sentido es como perder a un viejo amigo

our product is in no way inferior to theirs — nuestro producto no es de ninguna manera or en ningún sentido inferior al suyo

you were in no way to blame — tú no tuviste ninguna culpa; see also way I III

Sense III

10) (in phrases)

by the way — (indep) a propósito, por cierto

but that's all by the way: what I really wanted to say was... — pero eso no es a lo que iba: lo que quería decir es que...

11)

by way of — (as prep)

a) ( via) vía, pasando por

b) ( to serve as) a modo or manera de

by way of introduction/an apology — a modo or manera de introducción/disculpa

12)

in the way of — ( as regards) (as prep)

don't expect too much in the way of help — en cuanto a ayuda, no esperes mucho

there wasn't much in the way of opposition — no hubo gran oposición

13)

no way — (colloq)

no way will I lend it to you — ni loco te lo presto (fam)

no way is he/she going to do it — de ninguna manera lo va a hacer (fam)

no way! — ni hablar! (fam)

14) to give way

a) (break, collapse) \<\<ice/rope/cable\>\> romperse*; \<\<floor\>\> hundirse, ceder

the table gave way under the weight — la mesa no aguantó el peso

b) (succumb, give in)

to give way TO something — \<\<to threats/blackmail\>\> ceder a or ante algo

she gave way to tears — no pudo contener las lágrimas y se echó a llorar

don't give way to pessimism — no te dejes vencer por el pesimismo

c) (BrE Transp)

to give way (TO somebody/something) — ceder el paso (a algn/algo)

give way — ceda el paso

d) (be replaced, superseded by)

to give way TO something — dejar or dar* paso a algo

15)

under way: to get under way ponerse* en marcha, comenzar*; to get a meeting under way dar* comienzo a una reunión; an investigation is under way — se está llevando a cabo or se ha abierto una investigación

II

adverb (colloq)

way back in February — allá por febrero

way behind — muy por detrás

way down south — allá por el sur

they were way out in their calculations — se equivocaron en mucho en los cálculos

way past midnight — mucho después de la medianoche

profits are way up on last year — los beneficios están muy por encima de los del año pasado

way and away — (as intensifier) (AmE) con mucho, lejos (AmL fam)

English-spanish dictionary > way
15 fight

1. past tense, past participle - fought; verb
1) (to act against (someone or something) with physical violence: The two boys are fighting over (= because of) some money they found.) pelear (se), luchar

2) (to resist strongly; to take strong action to prevent: to fight a fire; We must fight against any attempt to deprive us of our freedom.) luchar, combatir

3) (to quarrel: His parents were always fighting.) pelear (se), discutir

2. noun
1) (an act of physical violence between people, countries etc: There was a fight going on in the street.) pelea

2) (a struggle; action involving effort: the fight for freedom of speech; the fight against disease.) lucha

3) (the will or strength to resist: There was no fight left in him.) combatividad

4) (a boxing-match.) combate

•

- fighter
- fight back
- fight it out
- fight off
- fight one's way
- fight shy of
- put up a good fight

fight¹ n lucha / pelea

there was a fight hubo una pelea

fight² vb

1. luchar

our soldiers are fighting the enemy nuestros soldados luchan contra el enemigo

2. pelearse

two boys were fighting dos chicos se peleaban

to fight a battle librar una batalla

El pasado y participio pasado de fight es fought

fight

tr[faɪt]

noun

1 (struggle) lucha

■ the fight for Barcelona la lucha por Barcelona

■ the fight against poverty la lucha contra la pobreza

2 (physical violence) pelea; (quarrel) riña; (argument) disputa

■ the police broke up the fight la policía disolvió la pelea

3 (boxing) combate nombre masculino

4 (resistance) combatividad nombre femenino, ánimo

■ he had plenty of fight left in him aún le quedaba mucho ánimo

intransitive verb (pt & pp fought tr[fɔːt])

1 (quarrel) pelear(se) (about/over, por), discutir (about/over, por)

■ they're always fighting about money siempre discuten por dinero

■ it's not worth fighting over no vale la pena discutir por eso

2 (in boxing) pelear ( against, contra)

3 (with physical violence) pelearse ( with, con) ( against, contra), luchar ( with, con) ( against, contra)

■ he's always fighting with the other children siempre se está peleando con los otros niños

4 figurative use luchar ( for, por) ( against, contra), combatir

■ fight for human rights luchar por los derechos humanos

transitive verb

1 (bull) lidiar

2 (engage in - battle) librar; (- war) hacer; (- election) presentarse a

3 (with physical violence) pelearse, luchar

■ fight the enemy luchar contra el enemigo

■ they were fighting some kids from another school se peleaban con unos chicos de otro colegio

4 figurative use (strive to overcome, prevent) luchar, combatir

■ fight racism combatir el racismo

■ fight drug trafficking luchar contra el narcotráfico

5 SMALLLAW/SMALL recurrir contra

6 (fire) apagar, combatir

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

to fight a case SMALLLAW/SMALL defenderse contra un cargo

to fight it out decidirlo, resolverlo

to fight one's way through lograr abrirse paso

to fight for one's life luchar por la vida

to fight like a tiger luchar como un jabato

to fight a losing battle luchar por una causa perdida

to fight shy of something/somebody evitar algo/a alguien

to fight to the finish luchar hasta el final

to pick a fight with somebody meterse con alguien

to put up a fight oponer resistencia

fight ['faɪt] v, fought ['fɔt] ; fighting vi

: luchar, combatir, pelear

fight vt

: luchar contra, combatir contra

fight n

1) combat: lucha f, pelea f, combate m

2) match: pelea f, combate m (en boxeo)

3) quarrel: disputa f, pelea f, pleito m

fight

n.

• batalla s.f.

• combate s.m.

• cuchillada s.f.

• guerra s.f.

• lid s.f.

• lidia s.f.

• lucha s.f.

• marimorena s.f.

• pelea s.f.

• pendencia s.f.

• pugna s.f.

• rija s.f.

• riña s.f.

• ruptura s.f.

• sarracina s.f.

v.

(§ p.,p.p.: fought) = batallar v.

• batir v.

• bregar v.

• combatir v.

• disputar v.

• guerrear v.

• lidiar v.

• luchar v.

• militar v.

• pelear v.

• pugnar v.

• reñir v.

I
1. faɪt
(past & past p fought) intransitive verb

a) \<\<army/country\>\> luchar, combatir; \<\<person\>\> pelear, luchar; \<\<animal\>\> luchar

to fight AGAINST somebody/something — luchar contra alguien/algo

to fight FOR somebody/something — \<\<for country/cause\>\> luchar por alguien/algo; \<\<for aim/policy\>\> luchar por conseguir or lograr algo

she was fighting for her life — se debatía entre la vida y la muerte

to go down fighting — luchar hasta el final

he had to fight for breath — le costaba muchísimo respirar

to fight shy of something: he tends to fight shy of emotional commitments — tiende a eludir or evitar los compromisos afectivos

b) ( quarrel)

to fight OVER/ABOUT something — pelearse por algo

c) fighting pres p <troops/units> de combate

2.

vt

1)

a) \<\<army/country\>\> luchar or combatir contra

if you want it, you'll have to fight me for it — si lo quieres vas a tener que vértelas conmigo

Frazier fought Ali for the world title — Frazier peleó contra Ali or se enfrentó a Ali por el título mundial

I had to fight my way into the hall — tuve que abrirme camino or paso a la fuerza para entrar en la sala

b) ( oppose) \<\<fire/disease\>\> combatir; \<\<measure/proposal\>\> combatir, oponerse* a

we'll fight them all the way — no les vamos a dar cuartel

2)

a) ( conduct)

to fight a battle — librar una batalla

they fought a long war against the rebels — lucharon contra los rebeldes durante largo tiempo

b) ( contest) \<\<election\>\> presentarse a

we intend to fight the case — ( Law) pensamos llevar el caso a los tribunales (or defendernos etc)

•

Phrasal Verbs:

- fight back

- fight down

- fight off

- fight on

- fight out

II

noun

1) c

a) ( between persons) pelea f; (between armies, companies) lucha f, contienda f

to put up a good fight — ofrecer* or oponer* resistencia

they're looking for a fight — están buscando camorra or bronca

b) ( boxing match) pelea f, combate m

2) c

a) ( struggle) lucha f

b) ( quarrel) pelea f

3) u ( fighting spirit)

he was still full of fight — aún seguía con ganas de pelear

there's no fight left in him — no le quedan ánimos para luchar

[faɪt] (vb: pt, pp fought)
1. N

1) (between individuals)

a) (physical, verbal) pelea f ( over por)

• to have a fight with sb — pelearse con algn, tener una pelea con algn

• to look for a fight — (physical) buscar pelea; (verbal) querer pelearse

I'm not looking for a fight over this issue — no quiero pelearme por este asunto
pick 2., 1)
b) (Boxing) combate m, pelea f

2) (Mil) (between armies) lucha f, contienda f

3) (=struggle, campaign) lucha f ( for por) ( against contra)

the fight for justice/against inflation — la lucha por la justicia/contra la inflación

he won't give up without a fight — no se rendirá sin luchar antes

• if he tries to sack me he'll have a fight on his hands — si intenta despedirme le va a costar lo suyo

4) (=fighting spirit) ánimo m de lucha

there was no fight left in him — ya no le quedaba ánimo de lucha, ya no tenía ánimo para luchar

we still had a lot of fight in us — todavía nos quedaba mucho ánimo para luchar

• to show (some) fight — mostrarse dispuesto a pelear

5) (=resistance)

• police believe the victim put up a fight — la policía cree que la víctima opuso resistencia

they beat us but we put up a good fight — nos vencieron pero nos defendimos bien

2. VT

1) (Mil) [+ enemy] luchar contra, combatir contra; (Boxing) [+ opponent] pelear contra, luchar contra

• to fight a battle — (Mil) librar una batalla; (fig) luchar

I've had to fight quite a battle to get as far as this — he tenido que luchar mucho para llegar hasta aquí

I don't ask you to fight my battles for me — no te pido que libres mis batallas

• to fight a duel — batirse en duelo

• to fight sb for sth, he fought the council for the right to build on his land — se enfrentó al ayuntamiento por el derecho a edificar en sus tierras

I'd like to fight him for the title — me gustaría luchar or pelear contra él por el título

• to fight one's way through a crowd — abrirse paso a la fuerza entre una multitud

2) (=combat) [+ fire] combatir; [+ poverty, inflation, crime] combatir, luchar contra; [+ proposal] oponerse a

• I've made up my mind so don't try and fight me on it — lo he decidido, así que no intentes oponerte

• I had to fight the urge to giggle — tuve que esforzarme para no reír, tuve que contener las ganas de reír

3) (=try to win) [+ campaign] tomar parte en; [+ election] presentarse a

• he says he'll fight the case all the way to the Supreme Court — dice que si es necesario llevará el caso hasta el Tribunal Supremo

he fought his case in various courts for ten years — defendió su causa en varios tribunales durante diez años

• he's decided to fight the seat for a third time — (Pol) ha decidido presentarse por tercera vez como candidato para el escaño

3. VI

1) (=do battle) [troops, countries] luchar, combatir ( against contra); [person, animal] pelear; (Boxing) luchar, pelear

did you fight in the war? — ¿luchó usted en la guerra?, ¿tomó usted parte en la guerra?

the boys were fighting in the street — los chicos estaban peleándose en la calle

• they'll fight to the death — lucharán a muerte

• I fought for my country — luché por mi país

• the dogs were fighting over a bone — los perros estaban peleando por un hueso

2) (=quarrel) discutir, pelear(se) ( with con)

• they usually fight about or over who pays the bills — suelen discutir or pelear(se) por quién paga las facturas

3) (=struggle) luchar ( for por) ( against contra)

• to fight against disease/crime — luchar contra la enfermedad/el crimen

she was fighting against sleep — luchaba contra el sueño

• to fight for sth/sb — luchar por algo/algn

he was fighting for his life — estaba luchando por su vida

he was fighting for breath — le faltaba la respiración, respiraba con enorme dificultad

- go down fighting

- fight shy of

- fight back

- fight down

- fight off

- fight on

- fight out

* * *

I
1. [faɪt]
(past & past p fought) intransitive verb

a) \<\<army/country\>\> luchar, combatir; \<\<person\>\> pelear, luchar; \<\<animal\>\> luchar

to fight AGAINST somebody/something — luchar contra alguien/algo

to fight FOR somebody/something — \<\<for country/cause\>\> luchar por alguien/algo; \<\<for aim/policy\>\> luchar por conseguir or lograr algo

she was fighting for her life — se debatía entre la vida y la muerte

to go down fighting — luchar hasta el final

he had to fight for breath — le costaba muchísimo respirar

to fight shy of something: he tends to fight shy of emotional commitments — tiende a eludir or evitar los compromisos afectivos

b) ( quarrel)

to fight OVER/ABOUT something — pelearse por algo

c) fighting pres p <troops/units> de combate

2.

vt

1)

a) \<\<army/country\>\> luchar or combatir contra

if you want it, you'll have to fight me for it — si lo quieres vas a tener que vértelas conmigo

Frazier fought Ali for the world title — Frazier peleó contra Ali or se enfrentó a Ali por el título mundial

I had to fight my way into the hall — tuve que abrirme camino or paso a la fuerza para entrar en la sala

b) ( oppose) \<\<fire/disease\>\> combatir; \<\<measure/proposal\>\> combatir, oponerse* a

we'll fight them all the way — no les vamos a dar cuartel

2)

a) ( conduct)

to fight a battle — librar una batalla

they fought a long war against the rebels — lucharon contra los rebeldes durante largo tiempo

b) ( contest) \<\<election\>\> presentarse a

we intend to fight the case — ( Law) pensamos llevar el caso a los tribunales (or defendernos etc)

•

Phrasal Verbs:

- fight back

- fight down

- fight off

- fight on

- fight out

II

noun

1) c

a) ( between persons) pelea f; (between armies, companies) lucha f, contienda f

to put up a good fight — ofrecer* or oponer* resistencia

they're looking for a fight — están buscando camorra or bronca

b) ( boxing match) pelea f, combate m

2) c

a) ( struggle) lucha f

b) ( quarrel) pelea f

3) u ( fighting spirit)

he was still full of fight — aún seguía con ganas de pelear

there's no fight left in him — no le quedan ánimos para luchar

English-spanish dictionary > fight
16 on

1.
[ɒn]preposition

1) (position) auf (+ Dat.); (direction) auf (+ Akk.); (attached to) an (+ Dat./Akk.)

put something on the table — etwas auf den Tisch legen od. stellen

be on the table — auf dem Tisch sein

write something on the wall — etwas an die Wand schreiben

be hanging on the wall — an der Wand hängen

have something on one — etwas bei sich (Dat.) haben

on the bus/train — im Bus/Zug; (by bus/train) mit dem Bus/Zug

be on the board/committee — im Vorstand/Ausschuss sein

on Oxford 556767 — unter der Nummer Oxford 55 67 67

2) (with basis, motive, etc. of)

on the evidence — aufgrund des Beweismaterials

on the assumption/hypothesis that... — angenommen,...

3) in expressions of time an [einem Abend, Tag usw.]

on Sundays — sonntags

it's just on nine — es ist gerade neun

on [his] arrival — bei seiner Ankunft

on entering the room... — beim Betreten des Zimmers...

on time or schedule — pünktlich

4) expr. state etc

be on heroin — heroinabhängig sein

the drinks are on me — (coll.) die Getränke gehen auf mich

be on £20,000 a year — 20 000 Pfund im Jahr kriegen od. haben

5) (concerning, about) über (+ Akk.)
2. adverb
1)

with/without a hat/coat on — mit/ohne Hut/Mantel

have a hat on — einen Hut aufhaben

your hat is on crooked — dein Hut sitzt schief

boil something with/without the lid on — etwas in geschlossenem/offenem Topf kochen

the potatoes are on — die Kartoffeln sind aufgesetzt

2) (in some direction)

face on — mit dem Gesicht voran

on and on — immer weiter

3) (switched or turned on)

the light/radio etc. is on — das Licht/Radio usw. ist an

put the light on — das Licht anmachen

is there a gas tap on? — ist ein Gashahn aufgedreht?

4) (arranged)

is Sunday's picnic on? — findet das Picknick am Sonntag statt?

I have nothing of importance on — ich habe nichts Wichtiges vor

5) (being performed)

what's on at the cinema? — was gibt es od. was läuft im Kino?

his play is currently on in London — sein Stück wird zur Zeit in London aufgeführt od. gespielt

6) (on duty)

come/be on — seinen Dienst antreten/Dienst haben

7)

something is on (feasible) /not on — etwas ist möglich/ausgeschlossen

you're on! — (coll.): (I agree) abgemacht!; (making bet) die Wette gilt!

be on about somebody/something — (coll.) [dauernd] über jemanden/etwas sprechen

what is he on about? — was will er [sagen]?

be on at/keep on and on at somebody — (coll.) jemandem in den Ohren/dauernd in den Ohren liegen (ugs.)

on to, onto — auf (+ Akk.)

be on to something — (have discovered something) etwas ausfindig gemacht haben. See also academic.ru/62377/right">right 4. 4)

* * *
[on] 1. preposition
1) (touching, fixed to, covering etc the upper or outer side of: The book was lying on the table; He was standing on the floor; She wore a hat on her head.) auf, in

2) (in or into (a vehicle, train etc): We were sitting on the bus; I got on the wrong bus.) in

3) (at or during a certain day, time etc: on Monday; On his arrival, he went straight to bed.) an, bei

4) (about: a book on the theatre.) über

5) (in the state or process of: He's on holiday.) in

6) (supported by: She was standing on one leg.) auf

7) (receiving, taking: on drugs; on a diet.) auf

8) (taking part in: He is on the committee; Which detective is working on this case?) in, an

9) (towards: They marched on the town.) zu

10) (near or beside: a shop on the main road.) an

11) (by means of: He played a tune on the violin; I spoke to him on the telephone.) auf, an

12) (being carried by: The thief had the stolen jewels on him.) mit

13) (when (something is, or has been, done): On investigation, there proved to be no need to panic.) als

14) (followed by: disaster on disaster.) auf
2. adverb
1) ((especially of something being worn) so as to be touching, fixed to, covering etc the upper or outer side of: She put her hat on.) auf

2) (used to show a continuing state etc, onwards: She kept on asking questions; They moved on.) weiter

3) (( also adjective) (of electric light, machines etc) working: The television is on; Turn/Switch the light on.) an

4) (( also adjective) (of films etc) able to be seen: There's a good film on at the cinema this week.) hinein

5) (( also adjective) in or into a vehicle, train etc: The bus stopped and we got on.) im Gange
3. adjective
1) (in progress: The game was on.) stattfinden

2) (not cancelled: Is the party on tonight?) stattfinden

•

- oncoming
- ongoing
- onwards
- onward
- be on to someone
- be on to
- on and on
- on time
- on to / onto
* * *

on

[ɒn, AM ɑ:n]

I. prep

1. (on top of) auf + dat

there are many books \on my desk auf meinem Tisch sind viele Bücher

look at that cat \on the chair! schau dir die Katze auf dem Stuhl an!

\on top of sth [ganz] oben auf etw dat

2. with verbs of motion (onto) auf + akk

put the pot \on the table! stell den Topf auf den Tisch!

he had to walk out \on the roof er musste auf das Dach hinauf

she hung their washing \on the line to dry sie hängte ihre Wäsche zum Trocknen auf die Leine

let's hang a picture \on the wall lass uns ein Bild an die Wand hängen

to get \on a horse auf ein Pferd aufsteigen, aufsitzen

3. (situated on) an + dat

, auf + dat

our house is \on Sturton Street unser Haus ist in der Sturton Street

they lay \on the beach sie lagen am Strand

the town is \on the island die Stadt ist auf der Insel

her new house is \on the river ihr neues Haus liegt am Fluss

\on the balcony/her estate auf dem Balkon/ihrem Gut

\on the border an der Grenze

the shop \on the corner der Laden an der Ecke

\on the hill/mountain auf dem Hügel/Berg

\on the left/right auf der linken/rechten Seite

\on platform three auf Bahnsteig [o SCHWEIZ Perron] drei m o nt

\on track two an Gleis zwei

4. (from) an + dat

several bird houses hung \on the branches an den Ästen hingen mehrere Nistkästen

a huge chandelier hung \on the ceiling ein großer Kronleuchter hing von der Decke herab

5. (clothing) an + dat

with shoes \on his feet mit Schuhen an den Füßen

the wedding ring \on the ring finger der Ehering am Ringfinger

6. (hurt by) an + dat

I hit my head \on the shelf ich habe mir den Kopf am Regal angestoßen

she tripped \on the wire sie blieb an dem Kabel hängen

he cut his foot \on some glass er hat sich den Fuß an einer Glasscherbe verletzt

to stumble \on sth über etw akk stolpern

7. (supported by a part of the body) auf + dat

to lie \on one's back auf dem Rücken liegen

to stand \on one's head auf dem Kopf stehen

8. (in possession of) bei + dat

to have sth \on one etw bei sich dat haben

I thought I had my driver's licence \on me ich dachte, ich hätte meinen Führerschein dabei

have you got a spare cigarette \on you? hast du eine Zigarette für mich übrig?

9. (marking surface of) auf + dat

how did you get that blood \on your shirt? wie kommt das Blut auf Ihr Hemd?

he had a scratch \on his arm er hatte einen Kratzer am Arm

there was a smile \on her face ein Lächeln lag auf ihrem Gesicht

10. (about) über + akk

a documentary \on volcanoes ein Dokumentarfilm über Vulkane

he needs some advice \on how to dress er braucht ein paar Tipps, wie er sich anziehen soll

essays \on a wide range of issues Aufsätze zu einer Vielzahl von Themen

he commented \on the allegations er nahm Stellung zu den Vorwürfen

he advised her \on her taxes er beriet sie [o gab ihr Ratschläge] in Sachen Steuern

I'll say more \on that subject later ich werde später mehr dazu sagen

they settled \on a price sie einigten sich auf einen Preis

to congratulate sb \on sth jdn zu etw dat gratulieren

to frown \on sth etw missbilligen

to have something/anything \on sb etw gegen jdn in der Hand haben

do the police have anything \on you? hat die Polizei etwas Belastendes gegen dich in der Hand?

11. (based on) auf + akk... hin

he reacted \on a hunch er reagierte auf ein Ahnung hin

he quit his job \on the principle that he did not want to work for an oil company er kündigte seine Stelle, weil er nicht für eine Ölgesellschaft arbeiten wollte

\on account of wegen + gen

they cancelled all flights \on account of the bad weather sie sagten alle Flüge wegen des schlechten Wetters ab

\on purpose mit Absicht, absichtlich

dependent/reliant \on sb/sth abhängig von jdm/etw

to be based \on sth auf etw dat basieren

to be based \on the ideas of freedom and equality auf den Ideen von Freiheit und Gleichheit basieren

to rely \on sb sich akk auf jdn verlassen

12. (as member of) in + dat

how many people are \on your staff? wie viele Mitarbeiter haben Sie?

have you ever served \on a jury? warst du schon einmal Mitglied in einer Jury?

whose side are you \on in this argument? auf welcher Seite stehst du in diesem Streit?

a writer \on a women's magazine eine Autorin bei einer Frauenzeitschrift

13. (against) auf + akk

the dog turned \on its own master der Hund ging auf seinen eigenes Herrchen los

the gangsters pulled a gun \on him die Gangster zielten mit der Pistole auf ihn

thousands were marching \on Cologne Tausenden marschierten auf Köln zu

don't be so hard \on him! sei nicht so streng mit ihm!

criticism has no effect \on him Kritik kann ihm nichts anhaben

he didn't know it but the joke was \on him er wusste nicht, dass es ein Witz über ihn war

two air raids \on Munich zwei Luftangriffe auf München

they placed certain restrictions \on large companies großen Unternehmen wurden bestimmte Beschränkungen auferlegt

there is a new ban \on the drug die Droge wurde erneut verboten

to place a limit \on sth etw begrenzen

to force one's will \on sb jdm seinen Willen aufzwingen

to cheat \on sb jdn betrügen

14. (through device of) an + dat

he's \on the phone er ist am Telefon

she weaved the cloth \on the loom sie webte das Tuch auf dem Webstuhl

Chris is \on drums Chris ist am Schlagzeug

we work \on flexitime wir arbeiten Gleitzeit

\on the piano am Klavier

15. (through medium of) auf + dat

I'd like to see that offer \on paper ich hätte dieses Angebot gerne schriftlich

I saw myself \on film ich sah mich selbst im Film

what's \on TV tonight? was kommt heute Abend im Fernsehen?

do you like the jazz \on radio? gefällt dir der Jazz im Radio?

I heard the story \on the news today ich habe die Geschichte heute in den Nachrichten gehört

a 10-part series \on Channel 3 eine zehnteilige Serie im 3. Programm

to be available \on cassette auf Kassette erhältlich sein

to store sth \on the computer etw im Computer speichern

to put sth down \on paper etw aufschreiben [o BRD, ÖSTERR zu Papier bringen]

to come out \on video als Video herauskommen

16. (in the course of) auf + dat

\on the way to town auf dem Weg in die Stadt

17. (travelling with) in + dat

, mit + dat

I love travelling \on buses/trains ich fahre gerne mit Bussen/Zügen

we went to France \on the ferry wir fuhren mit der Fähre nach Frankreich

he got some sleep \on the plane er konnte im Flugzeug ein wenig schlafen

\on foot/horseback zu Fuß/auf dem Pferd

18. (on day of) an + dat

many shops don't open \on Sundays viele Läden haben an Sonntagen geschlossen

what are you doing \on Friday? was machst du am Freitag?

we always go bowling \on Thursdays wir gehen donnerstags immer kegeln

my birthday's \on the 30th of May ich habe am 30. Mai Geburtstag

\on a very hot evening in July an einem sehr heißen Abend im Juli

\on Saturday morning/Wednesday evening am Samstagvormittag/Mittwochabend

19. (at time of) bei + dat

\on his brother's death beim Tod seines Bruders

\on the count of three, start running! bei drei lauft ihr los!

trains to London leave \on the hour every hour die Züge nach London fahren jeweils zur vollen Stunde

the professor entered the room at 1:00 \on the minute der Professor betrat den Raum auf die Minute genau um 13.00 Uhr

\on receiving her letter als ich ihren Brief erhielt

\on arriving at the station bei der Ankunft im Bahnhof

\on arrival/departure bei der Ankunft/Abreise

\on the dot [auf die Sekunde] pünktlich

to be finished \on schedule planmäßig fertig werden

20. (engaged in) bei + dat

we were \on page 42 wir waren auf Seite 42

he was out \on errands er machte ein paar Besorgungen

we made a big profit \on that deal wir haben bei diesem Geschäft gut verdient

\on business geschäftlich, beruflich

to work \on sth an etw dat arbeiten

21. (regularly taking)

▪ to be \on sth etw nehmen

my doctor put me \on antibiotics mein Arzt setzte mich auf Antibiotika

he lived \on berries and roots er lebte von Beeren und Wurzeln

Richard lives \on a diet of junk food Richard ernährt sich ausschließlich von Junkfood

to be \on drugs unter Drogen stehen, Drogen nehmen

to be \on medication Medikamente einnehmen

22. (paid by) auf + dat; BRIT

she wants it done \on the National Health Service sie möchte, dass die gesetzliche Krankenkasse die Kosten übernimmt

this meal is \on me das Essen bezahle ich

the drinks are \on me die Getränke gebe ich aus

to buy sth \on credit/hire purchase etw auf Kredit/Raten kaufen

23. (sustained by) mit + dat

, von + dat

does this radio run \on batteries? läuft dieses Radio mit Batterien?

I've only got £50 a week to live \on ich lebe von nur 50 Pfund pro Woche

they are living \on their savings sie leben von ihren Ersparnissen

to go \on the dole stempeln gehen

to live \on welfare von Sozialhilfe leben

24. (as payment for) für + akk

I've wasted a lot of money \on this car ich habe für dieses Auto eine Menge Geld ausgegeben

how much interest are you paying \on the loan? wie viel Zinsen zahlst du für diesen Kredit?

25. (added to) zusätzlich zu + dat

a few pence \on the electricity bill ein paar Pfennige mehr bei der Stromrechnung

26. (connected to) an + dat

dogs should be kept \on their leads Hunde sollten an der Leine geführt werden

to be \on the phone AUS, BRIT ans Telefonnetz angeschlossen sein, telefonisch erreichbar sein

we've just moved and we're not \on the phone yet wir sind gerade umgezogen und haben noch kein Telefon

27. (according to) auf + dat

\on the agenda/list auf der Tagesordnung/Liste

\on the whole im Ganzen, insgesamt

\on the whole, it was a good year alles in allem war es ein gutes Jahr

28. (burdening) auf + dat

it's been \on my mind ich muss immer daran denken

she had something \on her heart sie hatte etwas auf dem Herzen

that lie has been \on his conscience diese Lüge lastete auf seinem Gewissen

this is \on your shoulders das liegt in deiner Hand, die Verantwortung liegt bei dir

the future of the company is \on your shoulders du hast die Verantwortung für die Zukunft der Firma

29. (experiencing)

crime is \on the increase again die Verbrechen nehmen wieder zu

I'll be away \on a training course ich mache demnächst einen Ausbildungslehrgang

he's out \on a date with a woman er hat gerade eine Verabredung mit einer Frau

I was \on a long journey ich habe eine lange Reise gemacht

we're going \on vacation in two weeks wir fahren in zwei Wochen in Urlaub

to set sth \on fire etw anzünden

to be \on the go BRIT ( fig) auf Trab sein

did you know that she's got a new book \on the go? hast du gewusst, dass sie gerade ein neues Buch schreibt?

to be \on strike streiken

30. (compared with)

I can't improve \on my final offer dieses Angebot ist mein letztes Wort

sales are up \on last year der Umsatz ist höher als im letzten Jahr

to have nothing [or not have anything] \on sth kein Vergleich mit etw dat sein

my new bike has nothing \on the one that was stolen mein neues Fahrrad ist bei Weitem nicht so gut wie das, das mir gestohlen wurde

31. (by chance)

▪ \on sb ohne jds Verschulden

she was really worried when the phone went dead \on her sie machte sich richtig Sorgen, als das Telefon ausfiel, ohne dass sie etwas getan hatte

the fire went out \on me das Feuer ist mir einfach ausgegangen

to chance \on sb jdn [zufällig] treffen, jdm [zufällig] begegnen

32. after n (following)

the government suffered defeat \on defeat die Regierung erlitt eine Niederlage nach der anderen

wave \on wave of refugees has crossed the border immer neue Flüchtlingswellen strömten über die Grenze

33. AUS, BRIT SPORT (having points of)

Clive's team is \on five points while Joan's is \on seven das Team von Clive hat fünf Punkte, das von Joan hat sieben

34.

▶ to be \on sth BRIT, AUS etw verdienen

▶ \on the board in Planung

▶ to have time \on one's hands noch genug Zeit haben

▶ to be \on it AUS ( fam) sich akk volllaufen lassen fam, sich dat die Kanne geben BRD fam

▶ what are you \on? ( fam) bist du noch bei Sinnen? fam

II. adv inv

1. (in contact with) auf

make sure the lid's \on properly pass auf, dass der Deckel richtig zu ist

they sewed the man's ear back \on sie haben das Ohr des Mannes wieder angenäht

to screw sth \on etw anschrauben

I wish you wouldn't screw the lid \on so tightly schraube den Deckel bitte nicht immer so fest

2. (on body) an

put a jumper \on! zieh einen Pullover drüber!

get your shoes \on! zieh dir die Schuhe an!

to put clothes \on Kleider anziehen [o SCHWEIZ anlegen] fam

to have/try sth \on etw anhaben/anprobieren

with nothing \on nackt

3. (indicating continuance) weiter

to get \on with sth mit etw dat weitermachen

to keep \on doing sth etw weitermachen

if the phone's engaged, keep \on trying! wenn besetzt ist, probier es weiter!

\on and \on immer weiter

the noise just went \on and \on der Lärm hörte gar nicht mehr auf

he talked \on and \on er redete pausenlos

4. (in forward direction) vorwärts

would you pass it \on to Paul? würdest du es an Paul weitergeben?

time's getting \on die Zeit vergeht

from that day \on von diesem Tag an

they never spoke to each other from that day \on seit diesem Tag haben sie kein Wort mehr miteinander gewechselt

later \on später

what are you doing later \on? was hast du nachher vor?

to move \on (move forward) weitergehen; (transfer to another place) umziehen

to urge sb \on jdn anspornen

I'd never have managed this if my friend hadn't urged me \on ich hätte das nie geschafft, wenn mein Freund mich nicht dazu gedrängt hätte

5. (being shown)

▪ to be \on auf dem Programm stehen

are there any good films \on at the cinema this week? laufen in dieser Woche irgendwelche guten Filme im Kino?

what's \on at the festival? was ist für das Festival geplant?

there's a good film \on this afternoon heute Nachmittag kommt ein guter Film

6. (scheduled) geplant

is the party still \on for tomorrow? ist die Party noch für morgen geplant?

I've got nothing \on next week ich habe nächste Woche nichts vor

I've got a lot \on this week ich habe mir für diese Woche eine Menge vorgenommen

7. (functioning) an

the brakes are \on die Bremsen sind angezogen

is the central heating \on? ist die Zentralheizung an?

to put the kettle \on das Wasser aufsetzen

to leave the light \on das Licht anlassen

to switch/turn sth \on etw einschalten

could you switch \on the radio? könntest du das Radio anmachen?

8. (aboard)

the horse galloped off as soon as she was \on kaum war sie aufgesessen, da galoppierte das Pferd schon los

to get \on bus, train einsteigen; horse aufsitzen

9. (due to perform)

you're \on! du bist dran!

10.

▪ to be \on employee Dienst haben, im Dienst sein; actor auf der Bühne stehen, spielen

11. AM (performing well)

▪ to be \on gut drauf sein fam

12.

▶ to be \on about sth AUS, BRIT dauernd über etw akk reden

what are you \on about? wovon redest du denn nun schon wieder?

he knows what he's \on about er weiß, wovon er redet

I never understand what she's \on about ich verstehe nie, wovon sie es hat fam

▶ to be [or get] \on at sb jdm in den Ohren liegen

she's still \on at me to get my hair cut sie drängt mich dauernd, mir die Haare schneiden zu lassen

▶ to be \on AM aufpassen

▶ to hang \on warten

▶ head \on frontal

▶ that's not \on BRIT, AUS ( fam) das ist nicht in Ordnung

▶ \on and off, off and \on hin und wieder, ab und zu

▶ side [or sideways] \on AUS, BRIT seitlich

the bike hit our car side \on das Rad prallte von der Seite auf unser Auto

▶ to be \on to something ( fam) etw spitzgekriegt haben fam

▶ to be \on to sb ( fam) jds Absichten durchschauen

▶ this way \on AUS, BRIT auf diese Weise

▶ to be well \on spät sein

▶ to be well \on in years nicht mehr der Jüngste sein

▶ you're \on! einverstanden!, abgemacht! fam

III. adj inv, attr

1. AM (good) gut

this seems to be one of her \on days es scheint einer von ihren guten Tagen zu sein

2. ELEC, TECH

\on switch Einschalter m

* * *
[ɒn]
1. PREPOSITION
When on is the second element in a phrasal verb, eg live on, lecture on, look up the verb. When it is part of a set combination, eg on the right, on request, on occasion, look up the other word.
1) indicating place, position auf (+dat); (with vb of motion) auf (+acc); (on vertical surface, part of body) an (+dat); (with vb of motion) an (+acc)

the book is on the table — das Buch ist auf dem Tisch

he put the book on the table — er legte das Buch auf den Tisch

it was on the blackboard — es stand an der Tafel

he hung it on the wall/nail — er hängte es an die Wand/den Nagel

a house on the coast/main road — ein Haus am Meer/an der Hauptstraße

on the bank of the river — am Flussufer

with a smile on her face — mit einem Lächeln auf den Lippen

a ring on his finger — ein Ring am Finger

her name is on the list — ihr Name ist auf der Liste

he hit his head on the table/on the ground — er hat sich (dat) den Kopf am Tisch/auf dem or am Boden angeschlagen

they came on(to) the stage — sie kamen auf die Bühne

they advanced on the fort — sie rückten zum Fort vor

on TV/the radio — im Fernsehen/Radio

on video — auf Video

held on computer — auf Computer (dat) gespeichert

who's on his show tonight? — wer ist heute in seiner Show?

I have no money on me — ich habe kein Geld bei mir

we had something to eat on the train — wir haben im Zug etwas gegessen

2)

= by means of, using we went on the train/bus — wir fuhren mit dem Zug/Bus

on a bicycle — mit dem ( Fahr)rad

on foot/horseback — zu Fuß/Pferd

the heating runs on oil — die Heizung wird mit Öl betrieben

to count sth on one's fingers — etw an den Fingern abzählen

3) = about, concerning über (+acc)

a book on German grammar we read Stalin on Marx — ein Buch über deutsche Grammatik wir lasen Stalins Ausführungen zu Marx

have you heard him on the subject? — haben Sie ihn zu diesem Thema gehört?

4) in expressions of time an (+dat)

on Sunday — (am) Sonntag

on Sundays — sonntags

on December the first — am ersten Dezember

stars visible on clear nights — Sterne, die in klaren Nächten sichtbar sind

on or about the twentieth — um den Zwanzigsten herum

on and after the twentieth — am Zwanzigsten und danach

5)

= earning, getting I'm on £18,000 a year — ich bekomme £ 18.000 im Jahr

how much are you on? — wie viel verdienst or bekommst du?

he retired on a good pension — er trat mit einer guten Rente in den Ruhestand

6) = at the time of bei (+dat)

on my arrival — bei meiner Ankunft

on examination — bei der Untersuchung

on hearing this he left — als er das hörte, ging er

7) = as a result of auf... (acc) hin

on receiving my letter — auf meinen Brief hin

8) indicating membership in (+dat)

he is on the committee/the board — er gehört dem Ausschuss/Vorstand an, er sitzt im Ausschuss/Vorstand

he is on the "Evening News" — er ist bei der "Evening News"

he is on the teaching staff — er gehört zum Lehrpersonal

9)

= doing to be on a course (Sch, Univ) — an einem Kurs teilnehmen

I am working on a new project — ich arbeite gerade an einem neuen Projekt

he was away on business — er war geschäftlich unterwegs

I am on overtime — ich mache Überstunden

we're on the past tense (Sch) — wir sind bei der Vergangenheit

we were on page 72 — wir waren auf Seite 72

10)

= at the expense of this round is on me — diese Runde geht auf meine Kosten

have it on me — das spendiere ich (dir), ich gebe (dir) das aus

See:

→ house

11) = compared with im Vergleich zu

prices are up on last year( 's) — im Vergleich zum letzten Jahr sind die Preise gestiegen

12)

= taking to be on drugs/the pill — Drogen/die Pille nehmen

what is he on? (inf) — er tickt wohl nicht ganz richtig! (inf)

13)

indicating repetition he made mistake on mistake — er machte einen Fehler nach dem anderen

14)

musical instrument he played (it) on the violin/trumpet — er spielte (es) auf der Geige/Trompete

on drums/piano — am Schlagzeug/Klavier

Roland Kirk on tenor sax — Roland Kirk, Tenorsaxofon

15) = according to nach (+dat)

on your theory — Ihrer Theorie nach or zufolge, nach Ihrer Theorie

2. ADVERB

1)

= in place, covering he screwed the lid on — er schraubte den Deckel drauf

she had nothing on —

what did he have on? — was hatte er an?

he had his hat on crooked — er hatte den Hut schief auf

he put his hat on — er setzte seinen Hut auf

he put his coat on — er zog seinen Mantel an

2)

indicating position put it this way on — stellen/legen Sie es so herum (darauf)

sideways on — längs

3)

indicating forward movement move on! — gehen Sie weiter!, weitergehen!

on! on! — weiter! weiter!

to pass a message on — eine Nachricht weitergeben

4)

indicating time from now on — von jetzt an

from that day on — von diesem Tag an

later on — später

it was well on in the night — es war zu vorgerückter Stunde, es war spät in der Nacht

it was well on into September — es war spät im September

early on in her career — schon früh in ihrer Karriere

5)

indicating continuation to keep on talking — immer weiterreden, in einem fort reden

they walked on in silence — sie gingen schweigend weiter

go on with your work — machen Sie Ihre Arbeit weiter

6)

set structures __diams; on and on they talked on and on — sie redeten und redeten, sie redeten unentwegt

the noise went on and on — der Lärm hörte überhaupt nicht auf

she went on and on — sie hörte gar nicht mehr auf __diams; to be on at sb

he's always on at me — er hackt dauernd auf mir herum, er meckert dauernd an mir herum (inf)

he's always on at me to get my hair cut — er liegt mir dauernd in den Ohren, dass ich mir die Haare schneiden lassen soll

he's been on at me about that several times — er ist mir ein paar Mal damit gekommen (inf) __diams; to be on about sth

she's always on about her experiences in Italy — sie kommt dauernd mit ihren Italienerfahrungen (inf)

what's he on about? —

he knows what he's on about — er weiß, wovon er redet

3. ADJECTIVE

1) = switched on, functioning lights, TV, radio an; brake angezogen; electricity, gas an(gestellt)

to leave the engine on — den Motor laufen lassen

the "on" switch — der Einschalter

in the "on" position —

it wasn't one of his on days (inf) — er war nicht gerade in Form

2) = in place lid, cover drauf

his hat/tie was on crookedly — sein Hut saß/sein Schlips hing schief

his hat/coat was already on — er hatte den Hut schon auf/den Mantel schon an

3)

= taking place there's a tennis match on at the moment — ein Tennismatch ist gerade im Gang

there's a tennis match on tomorrow — morgen findet ein Tennismatch statt

I have nothing on tonight — ich habe heute Abend nichts vor

what's on in London? —

there's never anything on in this town — in dieser Stadt ist nie was los

the search is on for a new managing director — jetzt wird nach einem neuen Geschäftsführer gesucht

4)

= being performed, performing to be on (in theatre, cinema) — gegeben or gezeigt werden; (on TV, radio) gesendet or gezeigt werden

still on? — läuft das Programm noch?

what's on tonight? — was ist or steht heute Abend auf dem Programm?

who's on tonight? (Theat, Film) — wer spielt heute Abend?, wer tritt heute Abend auf?; (TV) wer kommt heute Abend (im Fernsehen)?

you're on now (Theat, Rad, TV) — Ihr Auftritt!, Sie sind (jetzt) dran (inf)

tell me when the English team is on — sagen Sie mir, wenn die englische Mannschaft dran ist or drankommt

5)

indicating agreement, acceptability to be on (bet, agreement) — gelten

you're on! —

are you on? ( inf = are you with us ) —,, machst du mit?

are you on for dinner tonight? — sehen wir uns zum Abendessen?

you're/he's not on ( Brit inf ) — das ist nicht drin (inf)

his behaviour was really not on ( Brit inf ) — sein Benehmen war unmöglich

* * *

on [ɒn; US auch ɑn]

A präp

1. meist auf (dat oder akk) ( siehe die mit on verbundenen Wörter)

2. (getragen von) auf (dat), an (dat), in (dat):

the scar on his face die Narbe in seinem Gesicht;

a ring on one’s finger ein Ring am Finger;

have you got a lighter on you? haben Sie ein Feuerzeug bei sich?;

find sth on sb etwas bei jemandem finden

3. (festgemacht oder sehr nahe) an (dat):

the dog is on the chain;

on the Thames

4. (Richtung, Ziel) auf (akk) … (hin), an (akk), zu:

a blow on the chin ein Schlag ans Kinn;

drop sth on the floor etwas auf den Fußboden oder zu Boden fallen lassen;

hang sth on a peg etwas an einen Haken hängen

5. fig (auf der Grundlage von) auf (akk) … (hin):

based on facts auf Tatsachen begründet;

live on air von (der) Luft leben;

this car runs on petrol dieser Wagen fährt mit Benzin;

a scholar on a foundation ein Stipendiat (einer Stiftung);

borrow on jewels sich auf Schmuck(stücke) Geld borgen;

a duty on silk (ein) Zoll auf Seide;

interest on one’s capital Zinsen auf sein Kapital

6. (aufeinanderfolgend) auf (akk), über (akk), nach:

loss on loss Verlust auf oder über Verlust, ein Verlust nach dem andern;

be on one’s second glass bei seinem zweiten Glas sein

7. (gehörig) zu, (beschäftigt) bei, in (dat), an (dat):

be on a committee (the jury, the general staff) zu einem Ausschuss (zu den Geschworenen, zum Generalstab) gehören;

be on the “Daily Mail” bei der „Daily Mail“ (beschäftigt) sein

8. (Zustand) in (dat), auf (dat):

be on sth etwas (ein Medikament etc) (ständig) nehmen;

be on pills tablettenabhängig oder -süchtig sein

9. (gerichtet) auf (akk):

an attack on sb (sth);

a joke on me ein Spaß auf meine Kosten;

shut (open) the door on sb jemandem die Tür verschließen (öffnen);

the strain tells severely on him die Anstrengung nimmt ihn sichtlich mit;

it’s on me umg das geht auf meine Rechnung, das zahle ich, (im Lokal auch) du bist eingeladen;

have nothing on sb umg

a) jemandem nichts voraus haben,

b) jemandem nichts anhaben können;

have sth on sb umg eine Handhabe gegen jemanden haben, etwas Belastendes über jemanden wissen

10. (Thema) über (akk):

an agreement (a lecture, an opinion) on sth;

talk on a subject

11. (Zeitpunkt) an (dat):

on Sunday, on the 1st of April, on April 1st;

on or after April 1st ab oder mit Wirkung vom 1. April;

on or before April 1st bis zum oder bis spätestens am 1. April;

on being asked als ich etc (danach) gefragt wurde

12. nachdem:

on leaving school, he … nachdem er die Schule verlassen hatte, …

13. gegenüber, im Vergleich zu:

losses were £100,000 down on the previous year

B adv

1. (a in Zusammensetzungen mit Verben) (dar)auf(…):

place ( screw, etc) on

2. besonders Kleidung:

a) an…:

have (put) a coat on

b) auf…:

keep one’s hat on

3. (a in Zusammensetzungen mit Verben) weiter(…):

talk ( walk, etc) on;

and so on und so weiter;

on and on immer weiter;

on and off

a) ab und zu,

b) ab und an, mit Unterbrechungen;

from that day on von dem Tage an;

on with the show! weiter im Programm!;

on to … auf (akk) … (hinauf oder hinaus)

C adj präd

1. be on

a) im Gange sein (Spiel etc), vor sich gehen:

what’s on? was ist los?;

what’s on in London? was ist in London los?, was tut sich in London?;

have you anything on tomorrow? haben Sie morgen etwas vor?;

that’s not on! das ist nicht drin! umg

b) an sein umg (Licht, Radio, Wasser etc), an-, eingeschaltet sein, laufen, auf sein umg (Hahn):

on - off TECH An - Aus;

the light is on das Licht brennt oder ist an(geschaltet);

the brakes are on die Bremsen sind angezogen;

the race is on SPORT das Rennen ist gestartet;

you are on! abgemacht!

c) THEAT gegeben werden (Stück), laufen (Film), ( RADIO, TV) gesendet werden (Programm)

d) d(a)ran (an der Reihe) sein

e) (mit) dabei sein, mitmachen

2. be on to umg etwas spitzgekriegt haben, über jemanden od etwas im Bilde sein

3. umg be a bit on einen Schwips haben;

be well on ganz schön blau sein

4. he’s always on at me umg er bearbeitet mich ständig, er liegt mir dauernd in den Ohren ( beide:

about wegen)

* * *
1.
[ɒn]preposition

1) (position) auf (+ Dat.); (direction) auf (+ Akk.); (attached to) an (+ Dat./Akk.)

put something on the table — etwas auf den Tisch legen od. stellen

be on the table — auf dem Tisch sein

write something on the wall — etwas an die Wand schreiben

be hanging on the wall — an der Wand hängen

have something on one — etwas bei sich (Dat.) haben

on the bus/train — im Bus/Zug; (by bus/train) mit dem Bus/Zug

be on the board/committee — im Vorstand/Ausschuss sein

on Oxford 556767 — unter der Nummer Oxford 55 67 67

2) (with basis, motive, etc. of)

on the evidence — aufgrund des Beweismaterials

on the assumption/hypothesis that... — angenommen,...

3) in expressions of time an [einem Abend, Tag usw.]

on Sundays — sonntags

it's just on nine — es ist gerade neun

on [his] arrival — bei seiner Ankunft

on entering the room... — beim Betreten des Zimmers...

on time or schedule — pünktlich

4) expr. state etc

be on heroin — heroinabhängig sein

the drinks are on me — (coll.) die Getränke gehen auf mich

be on £20,000 a year — 20 000 Pfund im Jahr kriegen od. haben

5) (concerning, about) über (+ Akk.)
2. adverb
1)

with/without a hat/coat on — mit/ohne Hut/Mantel

have a hat on — einen Hut aufhaben

your hat is on crooked — dein Hut sitzt schief

boil something with/without the lid on — etwas in geschlossenem/offenem Topf kochen

the potatoes are on — die Kartoffeln sind aufgesetzt

2) (in some direction)

face on — mit dem Gesicht voran

on and on — immer weiter

3) (switched or turned on)

the light/radio etc. is on — das Licht/Radio usw. ist an

put the light on — das Licht anmachen

is there a gas tap on? — ist ein Gashahn aufgedreht?

4) (arranged)

is Sunday's picnic on? — findet das Picknick am Sonntag statt?

I have nothing of importance on — ich habe nichts Wichtiges vor

5) (being performed)

what's on at the cinema? — was gibt es od. was läuft im Kino?

his play is currently on in London — sein Stück wird zur Zeit in London aufgeführt od. gespielt

6) (on duty)

come/be on — seinen Dienst antreten/Dienst haben

7)

something is on (feasible) /not on — etwas ist möglich/ausgeschlossen

you're on! — (coll.): (I agree) abgemacht!; (making bet) die Wette gilt!

be on about somebody/something — (coll.) [dauernd] über jemanden/etwas sprechen

what is he on about? — was will er [sagen]?

be on at/keep on and on at somebody — (coll.) jemandem in den Ohren/dauernd in den Ohren liegen (ugs.)

on to, onto — auf (+ Akk.)

be on to something — (have discovered something) etwas ausfindig gemacht haben. See also right 4. 4)

* * *

adj.

eingeschaltet adj.

in adj. prep.

an präp.

auf präp.

bei präp.

über präp.

English-german dictionary > on
17 save

1. transitive verb
1) (rescue) retten ( from vor + Dat.)

please, save me! — bitte helfen Sie mir!

save somebody from the clutches of the enemy/from making a mistake — jemanden aus den Klauen des Feindes retten/davor bewahren, dass er einen Fehler macht

save oneself from falling — sich [beim Hinfallen] fangen

save the day — die Situation retten

somebody can't do something to save his/her life — jemand kann etwas [ganz] einfach nicht tun

2) (keep undamaged) schonen [Kleidung, Möbelstück]

3)

God save the King/Queen — etc. Gott behüte od. beschütze den König/die Königin usw.

4) (Theol.) retten [Sünder, Seele, Menschen]

be past saving — nicht mehr zu retten sein

5) (put aside) aufheben; sparen [Geld]; sammeln [Rabattmarken, Briefmarken]; (conserve) sparsam umgehen mit [Geldmitteln, Kräften, Wasser]

save money for a rainy day — (fig.) einen Notgroschen zurücklegen

save oneself — sich schonen; seine Kräfte sparen

save one's breath — sich (Dat.) seine Worte sparen

save a seat for somebody — jemandem einen Platz freihalten

6) (make unnecessary) sparen [Geld, Zeit, Energie]

save somebody/ oneself something — jemandem/sich etwas ersparen

save somebody/oneself doing something or having to do something — es jemandem/sich ersparen, etwas tun zu müssen

7) (avoid losing) nicht verlieren [Satz, Karte, Stich]; (Sport) abwehren [Schuss, Ball]; verhindern [Tor]

8) (Computing) speichern; sichern

save something on a disc — etwas auf Diskette abspeichern
2. intransitive verb
1) (put money by) sparen

save with a building society — bei einer Bausparkasse sparen

2) (avoid waste) sparen (on Akk.)

save on food — am Essen sparen

3) (Sport) [Torwart:] halten
3. noun
(Sport) Abwehr, die; Parade, die (fachspr.)

make a save — [Torwart:] halten
4. preposition
(arch./poet./rhet.) mit Ausnahme (+ Gen.)

save for something — von etwas abgesehen

Phrasal Verbs:

- academic.ru/91209/save_up">save up

* * *
I 1. [seiv] verb
1) (to rescue or bring out of danger: He saved his friend from drowning; The house was burnt but he saved the pictures.) retten

2) (to keep (money etc) for future use: He's saving (his money) to buy a bicycle; They're saving for a house.) sparen

3) (to prevent the using or wasting of (money, time, energy etc): Frozen foods save a lot of trouble; I'll telephone and that will save me writing a letter.) ersparen

4) (in football etc, to prevent the opposing team from scoring a goal: The goalkeeper saved six goals.) abwehren

5) (to free from the power of sin and evil.) erlösen

6) (to keep data in the computer.)
2. noun
((in football etc) an act of preventing the opposing team from scoring a goal.) abwehren

- saver
- saving
- savings
- saviour
- saving grace
- savings account
- savings bank
- save up II [seiv] preposition, conjunction
(except: All save him had gone; We have no news save that the ship reached port safely.) außer

* * *

save

[seɪv]

I. vt

1. (rescue)

▪ to \save sb/sth [from sth] jdn/etw [vor etw dat] retten

to \save the day [or situation] die Situation retten

to \save sb's life jdm das Leben retten

to \save one's marriage seine Ehe retten

to \save the match das Spiel retten

to \save one's own skin [or hide] ( usu pej) die eigene Haut retten

to \save sb's soul jds Seele retten

2. NAUT

▪ to \save sth etw bergen

3. (keep from danger)

▪ to \save sb/sth jdn/etw schützen

God \save the Queen Gott erhalte die Königin

▪ to \save sb from himself/herself jdn vor sich dat selbst schützen

4. (keep for future use)

▪ to \save sth etw aufheben

I \save all my old letters in case I want to read them again ich hebe all meine alten Briefe auf, falls ich sie wieder einmal lesen möchte

to \save money Geld sparen

5. (collect)

▪ to \save sth etw sammeln

to \save coins/stamps Münzen/Briefmarken sammeln

6. (avoid wasting)

to \save energy Energie sparen

to \save one's eyes seine Augen schonen

to \save oneself sich akk schonen

she's saving herself for the right man sie spart sich für den richtigen Mann auf

to \save one's strength mit seinen Kräften haushalten

to \save time Zeit sparen

we didn't \save much time by taking the short cut wir haben nicht viel Zeit gewonnen, indem wir die Abkürzung genommen haben

to \save sth for posterity etw der Nachwelt erhalten

7. (reserve)

▪ to \save sb sth [or to \save sth for sb] jdm etw aufheben

I'll be home late — can you \save me some dinner? ich werde spät heimkommen — kannst du mir was vom Abendessen aufheben?

\save a dance for me reserviere mir einen Tanz

\save me a place at your table, will you? halte mir doch bitte einen Platz an deinem Tisch frei, ja?

\save my seat — I'll be back in five minutes halte meinen Platz frei — ich bin in fünf Minuten wieder da

8. (spare)

▪ to \save sb sth jdm etw ersparen

thanks for your help — it \saved me a lot of work danke für deine Hilfe — das hat mir viel Arbeit erspart

I'll lend you a bag, it'll \save you buying one ich leihe dir einen Beutel, dann brauchst du dir keinen zu kaufen

the tax changes \save me £9 a week durch die Steueränderungen spare ich 9 Pfund pro Woche

9. COMPUT

to \save data Daten sichern [o abspeichern

10. SPORT

to \save a goal ein Tor verhindern

to \save a penalty kick einen Strafstoß abwehren

11.

▶ to \save appearances den Schein wahren

▶ to \save sb's bacon [or neck] jds Hals retten

▶ to \save one's breath sich dat seine Worte sparen

▶ to \save face das Gesicht wahren

▶ to \save one's life:

Samantha is tone deaf — she can't carry a tune to \save her life Samantha hat kein Gehör für Töne — sie kann beim besten Willen keine Melodie halten

▶ a stitch in time \saves nine ( prov) was du heute kannst besorgen, das verschiebe nicht auf morgen prov

II. vi

1. (keep for the future) sparen

I \save with the Cooperative Bank ich habe ein Sparkonto bei der Cooperative Bank

to \save for a new car/holiday/house für [o auf] ein neues Auto/einen Urlaub/ein Haus sparen

2. (conserve sth)

▪ to \save on sth bei etw dat sparen

it was a warm winter, so we \saved on electricity es war ein warmer Winter, da haben wir Strom gespart

3. AM (keep) food sich akk halten

III. n (in football) Abwehr f

the goalkeeper made a great \save in the last minute of the match der Torhüter bot eine großartige Parade in der letzten Spielminute

IV. prep ( form) außer + dat

they found all the documents \save one sie fanden alle Dokumente bis auf ein[e]s

▪ \save for... außer + dat...

the house was in good shape \save for the roof das Haus war bis auf das Dach in gutem Zustand

* * *
I [seɪv]
1. n (FTBL ETC)
Ballabwehr f
what a save! — eine tolle Parade!

he made a fantastic save — er hat den Ball prima abgewehrt or gehalten

2. vt

1) (= rescue REL ALSO) retten

to save sb from sth — jdn vor etw (dat) retten

to save sb from disaster/ruin — jdn vor einer Katastrophe/dem Ruin bewahren or retten

he saved me from falling/making that mistake — er hat mich davor bewahrt hinzufallen/den Fehler zu machen

to save sth from sth — etw aus etw retten

his goal saved the match — sein Tor hat das Spiel gerettet or herausgerissen (inf)

to save the day — die Rettung sein

God save the Queen —

to save a building for posterity — ein Gebäude der Nachwelt erhalten

to be saved by the bell (inf) — gerade noch einmal davonkommen

or butt ( US inf ) — seinen Kopf retten

or butt ( US inf ) — jdn rauspauken (inf), jdn retten

2) (= put by) aufheben, aufbewahren, aufsparen; money sparen; (= collect) stamps etc sammeln

save some of the cake for me — lass mir etwas Kuchen übrig

save me a seat — halte mir einen Platz frei

save it for later, I'm busy now (inf) — spar dirs für später auf, ich habe jetzt zu tun (inf)

save it! (inf) — spar dir das! (inf)

to save the best for last — das Beste bis zum Schluss aufheben

3) (= avoid using up) fuel, time, space, money sparen; (= spare) strength, eyes, battery schonen; (= save up) strength, fuel etc aufsparen

that will save you £20 a week — dadurch sparen Sie £ 20 die Woche

going by plane will save you four hours on the train journey —

you don't save much by taking this short cut — Sie gewinnen nicht viel, wenn Sie diese Abkürzung nehmen

he's saving himself for the big match — er schont sich für das große Spiel

he's saving himself for the right woman — er spart sich für die Richtige auf

4) (= prevent) bother, trouble ersparen

at least it saved the rain coming in it'll save a lot of hard work if we... — es hat wenigstens den Regen abgehalten es erspart uns (dat) sehr viel Mühe, wenn wir...

it saved us having to do it again — das hat es uns (dat) erspart, es noch einmal machen zu müssen

I've been saved a lot of expense — mir blieben or mir wurden sehr viel Ausgaben erspart

5) goal verhindern; shot, penalty halten

well saved! — gut gehalten!

6) (COMPUT) speichern

to save as — speichern unter

to save sth to disk — etw auf Diskette ( ab)speichern or sichern

3. vi

1) (with money) sparen

to save for sth — für or auf etw (acc) sparen

2) (inf: keep food) sich halten; (news) warten können

3) (COMPUT)

the file won't save — die Datei lässt sich nicht sichern or abspeichern
II
1. prep
außer +dat
2. conj

1) (old, liter) es sei denn (geh)

2)

save that — nur dass

* * *

save¹ [seıv]

A v/t

1. (er)retten ( from vor dat):

save sb’s life jemandem das Leben retten;

the man who saved my life mein Lebensretter;

save sb from drowning jemanden vor dem Ertrinken retten; → bacon, life Bes Redew

2. SCHIFF bergen

3. bewahren, schützen ( beide:

from vor dat):

God save the queen Gott erhalte die Königin;

save the situation die Situation retten; → appearance Bes Redew, face A 6, harmless 2

4. Geld etc sparen, einsparen:

I saved £100 on this car ich sparte bei diesem Wagen 100 Pfund ein;

save fuel Treibstoff sparen;

save time Zeit gewinnen

5. auch save up aufbewahren, -heben, (auf)sparen:

save sth for sb jemandem etwas aufheben;

save it! sl geschenkt!; → breath 1

6. auch die Augen schonen, schonend oder sparsam umgehen mit:

save o.s. (one’s strength) for sth sich (seine Kräfte) für etwas schonen

7. jemandem eine Mühe etc ersparen:

save sb the trouble of doing sth jemandem die Mühe ersparen, etwas zu tun

8. REL (from) retten (aus), erlösen (von)

9. ausnehmen:

(God) save the mark! iron verzeihen Sie die Bemerkung!;

save ( oder saving) your presence ( oder reverence) mit Verlaub

10. auch save up Geld sparen

11. COMPUT Daten speichern ( onto auf akk), abspeichern

12. SPORT

a) ein Tor verhindern

b) einen Schuss etc halten, parieren, auch einen Matchball etc abwehren:

he didn’t have to save a single shot er bekam keinen einzigen Schuss zu halten

B v/i

1. auch save up sparen ( for für, auf akk):

save as you earn Br staatlich gefördertes Sparen durch monatliche Abbuchung eines bestimmten Betrages vom Lohn- od Gehaltskonto

2. SPORT retten ( from gegen), halten

3. US sich halten (Lebensmittel)

C s SPORT Parade f:

make a brilliant save hervorragend parieren

save² [seıv] präp & konj obs oder poet außer (dat), mit Ausnahme von (oder gen), ausgenommen (nom), abgesehen von:

all save him alle außer ihm;

save for bis auf (akk);

save that … abgesehen davon, dass …; nur, dass …

* * *
1. transitive verb
1) (rescue) retten ( from vor + Dat.)

please, save me! — bitte helfen Sie mir!

save somebody from the clutches of the enemy/from making a mistake — jemanden aus den Klauen des Feindes retten/davor bewahren, dass er einen Fehler macht

save oneself from falling — sich [beim Hinfallen] fangen

save the day — die Situation retten

somebody can't do something to save his/her life — jemand kann etwas [ganz] einfach nicht tun

2) (keep undamaged) schonen [Kleidung, Möbelstück]

3)

God save the King/Queen — etc. Gott behüte od. beschütze den König/die Königin usw.

4) (Theol.) retten [Sünder, Seele, Menschen]

be past saving — nicht mehr zu retten sein

5) (put aside) aufheben; sparen [Geld]; sammeln [Rabattmarken, Briefmarken]; (conserve) sparsam umgehen mit [Geldmitteln, Kräften, Wasser]

save money for a rainy day — (fig.) einen Notgroschen zurücklegen

save oneself — sich schonen; seine Kräfte sparen

save one's breath — sich (Dat.) seine Worte sparen

save a seat for somebody — jemandem einen Platz freihalten

6) (make unnecessary) sparen [Geld, Zeit, Energie]

save somebody/ oneself something — jemandem/sich etwas ersparen

save somebody/oneself doing something or having to do something — es jemandem/sich ersparen, etwas tun zu müssen

7) (avoid losing) nicht verlieren [Satz, Karte, Stich]; (Sport) abwehren [Schuss, Ball]; verhindern [Tor]

8) (Computing) speichern; sichern

save something on a disc — etwas auf Diskette abspeichern
2. intransitive verb
1) (put money by) sparen

save with a building society — bei einer Bausparkasse sparen

2) (avoid waste) sparen (on Akk.)

save on food — am Essen sparen

3) (Sport) [Torwart:] halten
3. noun
(Sport) Abwehr, die; Parade, die (fachspr.)

make a save — [Torwart:] halten
4. preposition
(arch./poet./rhet.) mit Ausnahme (+ Gen.)

save for something — von etwas abgesehen

Phrasal Verbs:

- save up

* * *

adv.

ausgenommen adv.

außer adv. v.

abspeichern v.

aufbewahren v.

bewahren v.

einsparen v.

retten v.

sichern v.

sparen v.

English-german dictionary > save
18 stop

1. transitive verb,
- pp-

1) (not let move further) anhalten [Person, Fahrzeug]; aufhalten [Fortschritt, Verkehr, Feind]; verstummen lassen (geh.) [Gerücht, Geschichte, Lüge]; [Tormann:] halten [Ball]

she stopped her car — sie hielt an

stop thief! — haltet den Dieb!

there's no stopping somebody — jemand lässt sich nicht aufhalten

2) (not let continue) unterbrechen [Redner, Spiel, Gespräch, Vorstellung]; beenden [Krieg, Gespräch, Treffen, Spiel, Versuch, Arbeit]; stillen [Blutung]; stoppen [Produktion, Uhr, Streik, Inflation]; einstellen [Handel, Zahlung, Lieferung, Besuche, Subskriptionen, Bemühungen]; abstellen [Strom, Gas, Wasser, Missstände]; beseitigen [Schmerz]

stop that/that nonsense/that noise! — hör damit/mit diesem Unsinn/diesem Lärm auf!

bad light stopped play — (Sport) das Spiel wurde wegen schlechter Lichtverhältnisse abgebrochen

stop the show — (fig.) Furore machen

just you try and stop me! — versuch doch, mich daran zu hindern!

stop smoking/crying — aufhören zu rauchen/weinen

never stop doing something — etwas unaufhörlich tun

stop it! — hör auf [damit]!; (in more peremptory tone) Schluss damit!

stop oneself — sich zurückhalten

I couldn't stop myself — ich konnte nicht anders

3) (not let happen) verhindern [Verbrechen, Unfall]

he tried to stop us parking — er versuchte uns am Parken zu hindern

he phoned his mother to stop her [from] worrying — er rief seine Mutter an, damit sie sich keine Sorgen machte

stop something [from] happening — verhindern, dass etwas geschieht

4) (cause to cease working) abstellen [Maschine usw.]; [Streikende:] stilllegen [Betrieb]

5) (block up) zustopfen [Loch, Öffnung, Riß, Ohren]; verschließen [Wasserhahn, Rohr, Schlauch, Flasche]

6) (withhold) streichen

stop [payment of] a cheque — einen Scheck sperren lassen
2. intransitive verb,
- pp-

1) (not extend further) aufhören; [Straße, Treppe:] enden; [Ton:] verstummen; [Ärger:] verfliegen; [Schmerz:] abklingen; [Zahlungen, Lieferungen:] eingestellt werden

2) (not move or operate further) [Fahrzeug, Fahrer:] halten; [Maschine, Motor:] stillstehen; [Uhr, Fußgänger, Herz:] stehen bleiben

he stopped in the middle of the sentence — er unterbrach sich mitten im Satz

he never stops to think [before he acts] — er denkt nie nach [bevor er handelt]

stop! — halt!

stop at nothing — vor nichts zurückschrecken

stop dead — plötzlich stehen bleiben; [Redner:] abbrechen

3) (coll.): (stay) bleiben

stop at a hotel/at a friend's house/with somebody — in einem Hotel/im Hause eines Freundes/bei jemandem wohnen
3. noun
1) (halt) Halt, der

there will be two stops for coffee on the way — es wird unterwegs zweimal zum Kaffeetrinken angehalten

this train goes to London with only two stops — dieser Zug fährt mit nur zwei Zwischenhalten nach London

bring to a stop — zum Stehen bringen [Fahrzeug]; zum Erliegen bringen [Verkehr]; unterbrechen [Arbeit, Diskussion, Treffen]

come to a stop — stehen bleiben; [Fahrzeug:] zum Stehen kommen; [Gespräch:] abbrechen; [Arbeit, Verkehr:] zum Erliegen kommen; [Vorlesung:] abgebrochen werden

make a stop at or in a place — in einem Ort haltmachen

put a stop to — abstellen [Missstände, Unsinn]; unterbinden [Versuche]; aus der Welt schaffen [Gerücht]

put a stop on a cheque — einen Scheck sperren lassen

without a stop — ohne Halt [fahren, fliegen]; ohne anzuhalten [gehen, laufen]; ununterbrochen [arbeiten, reden]

2) (place) Haltestelle, die

the ship's first stop is Cairo — der erste Hafen, den das Schiff anläuft, ist Kairo

the plane's first stop is Frankfurt — die erste Zwischenlandung des Flugzeuges ist in Frankfurt

3) (Brit.): (punctuation mark) Satzzeichen, das; see also academic.ru/29834/full_stop">full stop 1)

4) (in telegram) stop

Phrasal Verbs:

- stop behind

- stop by

- stop off

- stop out

- stop over

- stop up

* * *
[stop] 1. past tense, past participle - stopped; verb
1) (to (make something) cease moving, or come to rest, a halt etc: He stopped the car and got out; This train does not stop at Birmingham; He stopped to look at the map; He signalled with his hand to stop the bus.) anhalten

2) (to prevent from doing something: We must stop him (from) going; I was going to say something rude but stopped myself just in time.) zurückhalten

3) (to discontinue or cease eg doing something: That woman just can't stop talking; The rain has stopped; It has stopped raining.) aufhören

4) (to block or close: He stopped his ears with his hands when she started to shout at him.) verstopfen

5) (to close (a hole, eg on a flute) or press down (a string on a violin etc) in order to play a particular note.) greifen

6) (to stay: Will you be stopping long at the hotel?) bleiben
2. noun
1) (an act of stopping or state of being stopped: We made only two stops on our journey; Work came to a stop for the day.) der Halt

2) (a place for eg a bus to stop: a bus stop.) die Haltestelle

3) (in punctuation, a full stop: Put a stop at the end of the sentence.) der Punkt

4) (a device on a flute etc for covering the holes in order to vary the pitch, or knobs for bringing certain pipes into use on an organ.) das Griffloch, die Klappe, das Register

5) (a device, eg a wedge etc, for stopping the movement of something, or for keeping it in a fixed position: a door-stop.) die Sperre

•

- stoppage
- stopper
- stopping
- stopcock
- stopgap
- stopwatch
- put a stop to
- stop at nothing
- stop dead
- stop off
- stop over
- stop up
* * *

stop

[stɒp, AM stɑ:p]

I. TRANSITIVE VERB

<- pp->

1. (stop from moving)

to \stop a ball einen Ball stoppen; goalkeeper einen Ball halten

to \stop a blow einen Schlag abblocken

to \stop sb/a car jdn/ein Auto anhalten

to \stop one's car anhalten

to \stop the enemy den Feind aufhalten

to \stop a thief/the traffic einen Dieb/den Verkehr aufhalten

\stop thief! haltet den Dieb!

\stop that man! haltet den Mann!

2. (make cease)

▪ to \stop sth etw stoppen [o beenden]; (temporarily) etw unterbrechen

this will \stop the pain das wird dir gegen die Schmerzen helfen

\stop that nonsense! hör auf mit dem Unsinn!

\stop it! hör auf [damit]!

what can I do to \stop this nosebleed? was kann ich gegen dieses Nasenbluten tun?

something must be done to \stop the fighting den Kämpfen muss ein Ende gesetzt werden

this fighting has to be \stopped! die Kämpfe müssen aufhören!

\stop being silly! hör auf mit dem Unsinn!

I just couldn't \stop myself ich konnte einfach nicht anders

to \stop the bleeding die Blutung stillen

to \stop the clock die Uhr anhalten

the clock is \stopped when a team scores a goal die Spielzeit wird unterbrochen, wenn ein Team ein Tor schießt

to \stop the engine den Motor abstellen

to \stop the fighting die Kämpfe einstellen

to \stop inflation/progress die Inflation/den Fortschritt aufhalten

to \stop a machine eine Maschine abstellen

to \stop a match ein Spiel beenden; referee ein Spiel abbrechen

to \stop the production of sth die Produktion einer S. gen einstellen

to \stop a rumour einem Gerücht ein Ende machen

to \stop a speech eine Rede unterbrechen

to \stop a subscription ein Abonnement kündigen

to \stop a war einen Krieg beenden

3. (cease an activity)

▪ to \stop sth etw beenden, mit etw dat aufhören

what time do you usually \stop work? wann hören Sie normalerweise auf zu arbeiten?

you just can't \stop it, can you du kannst es einfach nicht lassen, oder?

4. (prevent)

▪ to \stop sb [from] doing sth jdn davon abhalten, etw zu tun

if she really wants to leave, I don't understand what's \stopping her wenn sie wirklich weggehen will, verstehe ich nicht, was sie davon abhält

some people smoke because they think it \stops them putting on weight manche rauchen, weil sie meinen, dass sie dann nicht zunehmen

I couldn't \stop myself from having another piece of cake ich musste einfach noch ein Stück Kuchen essen

he handed in his resignation — I just couldn't \stop him er hat gekündigt — ich konnte ihn einfach nicht davon abhalten

you can't \stop me from doing that du kannst mich nicht davon abhalten

5. (refuse payment)

to \stop sb's allowance/pocket money jdm den Unterhalt/das Taschengeld streichen

to \stop [AM payment on] a cheque einen Scheck sperren

to \stop wages keine Löhne mehr zahlen

the money will be \stopped out of his salary das Geld wird von seinem Gehalt abgezogen

6. (block)

▪ to \stop sth etw verstopfen; gap, hole, leak etw [zu]stopfen

to \stop one's ears sich dat die Ohren zuhalten

when he starts shouting I just \stop my ears wenn er anfängt zu schreien, mache ich einfach die Ohren zu! fam

to have a tooth \stopped BRIT ( dated) eine Füllung bekommen

7. BOXING

▪ to \stop sb jdn schlagen

he was \stopped by a knockout in the fourth round er schied durch K.o. in der vierten Runde aus

to \stop a left/right eine Linke/Rechte parieren

to \stop a punch einen Hieb einstecken [müssen]

8. MUS

\stopped pipe gedackte Pfeife fachspr

to \stop a string eine Saite greifen

9.

▶ to \stop a bullet eine Kugel abbekommen

▶ to \stop sb's mouth jdm den Mund stopfen fam

▶ to \stop the rot die Talfahrt stoppen fig

▶ to \stop the show der absolute Höhepunkt einer Show sein

II. INTRANSITIVE VERB

<- pp->

1. (cease moving) person stehen bleiben; car [an]halten

\stop! halt!

to \stop dead abrupt innehalten

▪ to \stop to do sth stehen bleiben, um etw zu tun; car anhalten, um etw zu tun

I \stopped to pick up the letter that I had dropped ich blieb stehen und hob den Brief auf, den ich hatte fallenlassen; ( fig)

\stop to [or and] think before you speak erst denken, dann reden!

2. (cease, discontinue) machine nicht mehr laufen; clock, heart, watch stehen bleiben; rain aufhören; pain abklingen, nachlassen; production, payments eingestellt werden; film, programme zu Ende sein; speaker abbrechen

I will not \stop until they set them free ich werde keine Ruhe geben, bis sie sie freigelassen haben

she doesn't know where to \stop sie weiß nicht, wann sie aufhören muss

his heart \stopped during the operation während der Operation hatte er einen Herzstillstand

rain has \stopped play das Spiel wurde wegen Regens unterbrochen

she \stopped right in the middle of the sentence sie hielt mitten im Satz inne

3. (cease an activity)

▪ to \stop [doing sth] aufhören[, etw zu tun], [mit etw dat] aufhören

once I start eating chocolate I can't \stop wenn ich einmal anfange, Schokolade zu essen, kann ich einfach nicht mehr aufhören

I just couldn't \stop laughing ich habe mich echt totgelacht sl

if you have to keep \stopping to answer the telephone, you'll never finish wenn du ständig unterbrechen musst, um ans Telefon zu gehen, wirst du nie fertig werden

I wish you'd \stop telling me what to do ich wünschte, du würdest endlich damit aufhören, mir zu sagen, was ich tun soll

\stop being silly! hör auf mit dem Unsinn!

\stop shouting! hör auf zu schreien

I \stopped seeing him last year wir haben uns letztes Jahr getrennt

I've \stopped drinking alcohol ich trinke keinen Alkohol mehr

she \stopped drinking sie trinkt nicht mehr

please, \stop crying hör doch bitte auf zu weinen!

to \stop smoking mit dem Rauchen aufhören; (on plane etc.) das Rauchen einstellen

to \stop working aufhören zu arbeiten

4. BRIT (stay) bleiben

I'm not \stopping ich bleibe nicht lange

I can't \stop — Malcolm's waiting for me outside ich kann nicht bleiben, Malcolm wartet draußen auf mich

we \stopped for a quick bite at a motorway services wir machten kurz bei einer Autobahnraststätte Station, um etwas zu essen

I \stopped at a pub for some lunch ich habe an einem Pub haltgemacht und was zu Mittag gegessen

can you \stop at the fish shop on your way home? kannst du auf dem Nachhauseweg kurz beim Fischladen vorbeigehen?

he usually \stops at a bar for a quick drink on the way home normalerweise schaut er auf dem Nachhauseweg noch kurz auf ein Gläschen in einer Kneipe vorbei

are you \stopping here bleibst du hier?

to \stop for dinner/tea zum Abendessen/Tee bleiben

to \stop at a hotel in einem Hotel übernachten

to \stop the night BRIT ( fam) über Nacht bleiben

5. TRANSP bus, train halten

does this train \stop at Finsbury Park? hält dieser Zug in Finsbury Park?

the train to Glasgow \stops at platform 14 der Zug nach Glasgow hält am Gleis 14

6. (almost)

to \stop short of doing sth sich akk [gerade noch] bremsen [o ÖSTERR, SCHWEIZ a. zurückhalten], etw zu tun

I \stopped short of telling him my secrets beinahe hätte ich ihm meine Geheimnisse verraten

7.

▶ to \stop at nothing vor nichts zurückschrecken

III. NOUN

1. (cessation of movement, activity) Halt m

please wait until the airplane has come to a complete \stop bitte warten Sie, bis das Flugzeug seine endgültige Parkposition erreicht hat

emergency \stop Notbremsung f

to bring sth to a \stop etw stoppen; project etw dat ein Ende bereiten

to bring a car to a \stop ein Auto anhalten

to bring a conversation to a \stop ein Gespräch beenden

to bring the traffic to a \stop den Verkehr zum Erliegen bringen

to bring sth to a sudden \stop etw dat ein jähes Ende bereiten

to come to a \stop stehen bleiben; car also anhalten; rain aufhören; traffic, business zum Erliegen kommen; project, production eingestellt werden

the conversation came to a \stop das Gespräch verstummte

to come to a sudden [or dead] \stop car abrupt anhalten [o stehen bleiben]; project, undertaking ein jähes Ende finden

to make a \stop anhalten

to put a \stop to sth etw dat ein Ende setzen [o einen Riegel vorschieben

2. (break) Pause f; AVIAT Zwischenlandung f; (halt) Halt m

we made two \stops wir haben zweimal haltgemacht

... including a thirty minute \stop for lunch... inklusive einer halben Stunde Pause für das Mittagessen

there were a lot of \stops and starts throughout the project die Entwicklung des Projekts verlief sehr stockend

to be at [or on] \stop signal auf Halt stehen

to drive without a \stop durchfahren

to have a \stop haltmachen

to have a \stop for coffee ein Kaffeepause machen

to make a \stop at a service station an einer Raststätte haltmachen

without a \stop ohne Pause [o Unterbrechung

3. TRANSP Haltestelle f; (for ship) Anlegestelle f

the ship's first \stop is Sydney das Schiff läuft als Erstes Sydney an; (for plane) Zwischenlandung f

the plane's first \stop is Birmingham das Flugzeug wird zunächst in Birmingham zwischenlanden

I'm getting off at the next \stop bei der nächsten Haltestelle steige ich aus

is this your \stop? steigen Sie hier aus?

is this our \stop? müssen wir hier aussteigen?

bus/tram \stop Bus-/Straßenbahnhaltestelle f

request \stop Bedarfshaltestelle f (Haltestelle, bei der man den Bus herwinken muss, da er nicht automatisch hält)

4. TYPO (punctuation mark) Satzzeichen nt; TELEC (in telegram) stop

5. TYPO (prevent from moving) Feststelltaste f; (for furniture) Sperre f

6. MUS (knob on an organ) Register nt

\stop [knob] Registerzug m; (of wind instrument) Griffloch nt

7. (phonetics) Verschlusslaut m

8. PHOT Blende f

9. FIN Sperrung f

account on \stop gesperrtes Konto

to put a \stop on a cheque einen Scheck sperren lassen

10.

▶ to pull out all the \stops alle Register ziehen

* * *
[stɒp]
1. n

1) (= act of stopping) Halt m, Stoppen nt

the signal is at stop — das Signal steht auf Halt or Stop

to bring sth to a stop (lit) — etw anhalten or stoppen, etw zum Stehen bringen; traffic etw zum Erliegen bringen; (fig) project, meeting, development einer Sache (dat) ein Ende machen; conversation etw verstummen lassen

to come to a stop (car, machine) — anhalten, stoppen; (traffic) stocken; ( fig, meeting, rain ) aufhören; (research, project) eingestellt werden; (conversation) verstummen

to come to a dead/sudden stop (vehicle) — abrupt anhalten or stoppen; (traffic) völlig/plötzlich zum Erliegen kommen; (rain) ganz plötzlich aufhören; (research, project, meeting) ein Ende nt/ein abruptes Ende finden; (conversation) völlig/abrupt verstummen

when the aircraft has come to a complete stop — wenn die Maschine völlig zum Stillstand gekommen ist

to make a stop (bus, train, tram) — (an)halten; (plane, ship) (Zwischen)station machen

to put a stop to sth — einer Sache (dat) einen Riegel vorschieben

2) (= stay) Aufenthalt m; (= break) Pause f; (AVIAT, for refuelling etc) Zwischenlandung f

to have a stop for coffee to have a stop — eine Kaffeepause machen haltmachen

we had or made three stops — wir haben dreimal haltgemacht

to work for eight hours without a stop — acht Stunden ohne Unterbrechung arbeiten

3) (= stopping place) Station f; (for bus, tram, train) Haltestelle f; (for ship) Anlegestelle f; (for plane) Landeplatz m

4) (Brit: punctuation mark) Punkt m

5) (MUS of wind instruments) (Griff)loch nt; (on organ also stopknob) Registerzug m; (= organ pipe) Register nt

to pull out all the stops (fig) — alle Register ziehen

6) (= stopper for door, window) Sperre f; (on typewriter) Feststelltaste f

7) (PHOT: f number) Blende f

8) (PHON) Verschlusslaut m; (= glottal stop) Knacklaut m

2. vt

1) (= stop when moving) person, vehicle, clock anhalten; ball stoppen; engine, machine etc abstellen; blow abblocken, auffangen; (= stop from going away, from moving on) runaway, thief etc aufhalten; attack, enemy, progress aufhalten, hemmen; traffic (= hold up) aufhalten; (= bring to complete standstill) zum Stehen or Erliegen bringen; (policeman) anhalten; (= keep out) noise, light abfangen, auffangen

stop thief! — haltet den Dieb!

to stop a bullet (be shot) — eine Kugel verpasst kriegen (inf)

to stop sb dead or in his tracks — jdn urplötzlich anhalten lassen; (in conversation) jdn plötzlich verstummen lassen

2) (= stop from continuing) activity, rumour, threat, crime ein Ende machen or setzen (+dat); nonsense, noise unterbinden; match, conversation, work beenden; development aufhalten; (temporarily) unterbrechen; flow of blood stillen, unterbinden; progress, inflation aufhalten, hemmen; speaker, speech unterbrechen; production zum Stillstand bringen; (temporarily) unterbrechen

he was talking and talking, we just couldn't stop him — er redete und redete, und wir konnten ihn nicht dazu bringen, endlich aufzuhören

the referee stopped play — der Schiedsrichter hat das Spiel abgebrochen; (temporarily)

this will stop the pain — das hilft gegen die Schmerzen

3) (= cease) aufhören mit

to stop doing sth — aufhören, etw zu tun, etw nicht mehr tun

she never stops talking — sie redet ununterbrochen or in einer Tour (inf)

to stop smoking — mit dem Rauchen aufhören; (temporarily) das Rauchen einstellen

I'm trying to stop smoking — ich versuche, das Rauchen aufzugeben or nicht mehr zu rauchen

stop saying that — nun sag das doch nicht immer

stop it! — lass das!, hör auf!

I just can't stop it — ich kann es nicht lassen

4) (= suspend) stoppen; payments, production, fighting einstellen; leave, cheque, water supply, wages sperren; privileges unterbinden; subsidy, allowances, grant etc streichen; battle, negotiations, proceedings abbrechen; (= cancel) subscription kündigen; (temporarily) delivery, newspaper abbestellen

the money was stopped out of his wages (Brit) — das Geld wurde von seinem Lohn einbehalten

5) (= prevent from happening) sth verhindern; (= prevent from doing) sb abhalten

to stop oneself — sich beherrschen, sich bremsen (inf)

can't you stop him? — können Sie ihn nicht davon abhalten?

there's no stopping him (inf) — er ist nicht zu bremsen (inf)

there's nothing stopping you or to stop you — es hindert Sie nichts, es hält Sie nichts zurück

6)

(in participial construction) to stop sb (from) doing sth — jdn davon abhalten or (physically) daran hindern, etw zu tun

that'll stop the gas (from) escaping/the pipe( from) leaking — das wird verhindern, dass Gas entweicht/das Rohr leckt

to stop the thief (from) escaping — den Dieb an der Flucht hindern

it will stop you from worrying — dann brauchen Sie sich (dat) keine Sorgen zu machen

to stop oneself from doing sth — sich zurückhalten und etw nicht tun

7) (= block) verstopfen; (with cork, bung, cement etc) zustopfen (with mit); (= fill) tooth plombieren, füllen; (fig) gap füllen, stopfen; leak of information stopfen; (MUS) string greifen; finger hole zuhalten

to stop one's ears with cotton wool/one's fingers — sich (dat) Watte/die Finger in die Ohren stecken

3. vi

1) (= halt) anhalten; (train, car) (an)halten, stoppen; (traveller, driver, hiker) haltmachen; (pedestrian, clock, watch) stehen bleiben; (engine, machine) nicht mehr laufen

stop right there! — halt!, stopp!

we stopped for a drink at the pub — wir machten in der Kneipe Station, um etwas zu trinken

to stop at nothing (to do sth) (fig) — vor nichts haltmachen(, um etw zu tun)

to stop dead or in one's tracks — plötzlich or abrupt or auf der Stelle stehen bleiben

See:

→ short

2) (= finish, cease) aufhören; (heart) aufhören zu schlagen, stehen bleiben; (production, payments, delivery) eingestellt werden; (programme, show, match, film) zu Ende sein

to stop doing sth — aufhören, etw zu tun, mit etw aufhören

ask him to stop — sag ihm, er soll aufhören

he stopped in mid sentence — er brach mitten im Satz ab

I will not stop until I find him/convince you — ich gebe keine Ruhe, bis ich ihn gefunden habe/dich überzeugt habe

if you had stopped to think — wenn du nur einen Augenblick nachgedacht hättest

stop to think before you speak — erst denken, dann reden

he never knows when or where to stop — er weiß nicht, wann er aufhören muss or Schluss machen muss

3) (Brit inf = stay) bleiben (at in +dat, with bei)

to stop for or to supper — zum Abendessen bleiben

* * *

stop [stɒp; US stɑp]

A v/t prät und pperf stopped, obs stopt

1. aufhören ( doing zu tun):

stop doing sth auch etwas bleiben lassen;

do stop that noise hör (doch) auf mit dem Lärm!;

stop it hör auf (damit)!

2. a) allg aufhören mit

b) Besuche etc, WIRTSCH seine Zahlungen, eine Tätigkeit, JUR das Verfahren einstellen

c) Verhandlungen etc abbrechen

3. a) allg ein Ende machen oder bereiten, Einhalt gebieten (dat)

b) den Fortschritt, Verkehr etc aufhalten, zum Halten oder Stehen bringen, stoppen:

nothing could stop him nichts konnte ihn aufhalten

c) einen Wagen, Zug etc stoppen, anhalten

d) eine Maschine, den Motor, auch das Gas etc abstellen

e) eine Fabrik stilllegen

f) Lärm etc unterbinden

g) Boxen: einen Kampf abbrechen

4. auch stop payment on einen Scheck etc sperren (lassen)

5. einen Sprecher etc unterbrechen

6. SPORT

a) Boxen, Fechten: einen Schlag, Hieb parieren

b) einen Gegner besiegen, stoppen:

stop a blow sich einen Schlag einfangen;

stop a bullet eine Kugel verpasst bekommen; → packet A 5

7. (from) abhalten (von), hindern (an dat):

stop sb (from) doing sth jemanden davon abhalten oder daran hindern, etwas zu tun

8. auch stop up ein Leck etc ver-, zustopfen:

stop one’s ears sich die Ohren zuhalten;

stop sb’s mouth fig jemandem den Mund stopfen, jemanden zum Schweigen bringen (a. euph umbringen); → gap 1

9. versperren, -stopfen, blockieren

10. Blut, auch eine Wunde stillen

11. einen Zahn plombieren, füllen

12. einen Betrag abziehen, einbehalten ( beide:

out of, from von)

13. MUS

a) eine Saite, einen Ton greifen

b) ein Griffloch zuhalten, schließen

c) ein Blasinstrument, einen Ton stopfen

14. LING interpunktieren

15. stop down FOTO das Objektiv abblenden

B v/i

1. (an)halten, haltmachen, stehen bleiben (auch Uhr etc), stoppen

2. aufhören, an-, innehalten, eine Pause machen:

he stopped in the middle of a sentence er hielt mitten in einem Satz inne;

he’ll stop at nothing er schreckt vor nichts zurück, er geht über Leichen;

stop out US seine Ausbildung kurzzeitig unterbrechen; → dead C 2, short B 1, B 3

3. aufhören (Lärm, Zahlung etc)

4. stop off

a) kurz haltmachen,

b) Zwischenstation machen

5. stop over Zwischenstation machen

6. stop by bes US kurz (bei jemandem) vorbeikommen oder -schauen

7. bleiben:

stop in bed ( at home, etc);

stop away (from) fernbleiben (dat), wegbleiben (von);

stop behind noch dableiben;

stop in

a) auch stop indoors zu Hause oder drinnen bleiben

b) SCHULE nachsitzen;

stop out

a) wegbleiben, nicht heimkommen,

b) WIRTSCH weiterstreiken;

stop up aufbleiben, wach bleiben

C s

1. a) Stopp m, Halt m, Stillstand m

b) Ende n:

come to a stop anhalten, weitS. zu einem Ende kommen, aufhören;

put a stop to, bring to a stop → A 3 a; → abrupt 4

2. Pause f

3. BAHN etc Aufenthalt m, Halt m

4. a) BAHN Station f

b) (Bus) Haltestelle f

c) SCHIFF Anlegestelle f

5. Absteigequartier n

6. Hemmnis n, Hindernis n

7. TECH Anschlag m, Sperre f, Hemmung f

8. WIRTSCH

a) Sperrung f, Sperrauftrag m (für Scheck etc)

b) → stop order

9. MUS

a) Griff m, Greifen n (einer Saite etc)

b) Griffloch n

c) Klappe f

d) Ventil n

e) Register n (einer Orgel etc)

f) Registerzug m:

pull out all the stops fig alle Register ziehen, alle Hebel in Bewegung setzen

10. LING

a) Knacklaut m

b) Verschlusslaut m

11. FOTO f-Blende f (als Einstellmarke)

12. a) Satzzeichen n

b) Punkt m

* * *
1. transitive verb,
- pp-

1) (not let move further) anhalten [Person, Fahrzeug]; aufhalten [Fortschritt, Verkehr, Feind]; verstummen lassen (geh.) [Gerücht, Geschichte, Lüge]; [Tormann:] halten [Ball]

she stopped her car — sie hielt an

stop thief! — haltet den Dieb!

there's no stopping somebody — jemand lässt sich nicht aufhalten

2) (not let continue) unterbrechen [Redner, Spiel, Gespräch, Vorstellung]; beenden [Krieg, Gespräch, Treffen, Spiel, Versuch, Arbeit]; stillen [Blutung]; stoppen [Produktion, Uhr, Streik, Inflation]; einstellen [Handel, Zahlung, Lieferung, Besuche, Subskriptionen, Bemühungen]; abstellen [Strom, Gas, Wasser, Missstände]; beseitigen [Schmerz]

stop that/that nonsense/that noise! — hör damit/mit diesem Unsinn/diesem Lärm auf!

bad light stopped play — (Sport) das Spiel wurde wegen schlechter Lichtverhältnisse abgebrochen

stop the show — (fig.) Furore machen

just you try and stop me! — versuch doch, mich daran zu hindern!

stop smoking/crying — aufhören zu rauchen/weinen

never stop doing something — etwas unaufhörlich tun

stop it! — hör auf [damit]!; (in more peremptory tone) Schluss damit!

stop oneself — sich zurückhalten

I couldn't stop myself — ich konnte nicht anders

3) (not let happen) verhindern [Verbrechen, Unfall]

he tried to stop us parking — er versuchte uns am Parken zu hindern

he phoned his mother to stop her [from] worrying — er rief seine Mutter an, damit sie sich keine Sorgen machte

stop something [from] happening — verhindern, dass etwas geschieht

4) (cause to cease working) abstellen [Maschine usw.]; [Streikende:] stilllegen [Betrieb]

5) (block up) zustopfen [Loch, Öffnung, Riß, Ohren]; verschließen [Wasserhahn, Rohr, Schlauch, Flasche]

6) (withhold) streichen

stop [payment of] a cheque — einen Scheck sperren lassen
2. intransitive verb,
- pp-

1) (not extend further) aufhören; [Straße, Treppe:] enden; [Ton:] verstummen; [Ärger:] verfliegen; [Schmerz:] abklingen; [Zahlungen, Lieferungen:] eingestellt werden

2) (not move or operate further) [Fahrzeug, Fahrer:] halten; [Maschine, Motor:] stillstehen; [Uhr, Fußgänger, Herz:] stehen bleiben

he stopped in the middle of the sentence — er unterbrach sich mitten im Satz

he never stops to think [before he acts] — er denkt nie nach [bevor er handelt]

stop! — halt!

stop at nothing — vor nichts zurückschrecken

stop dead — plötzlich stehen bleiben; [Redner:] abbrechen

3) (coll.): (stay) bleiben

stop at a hotel/at a friend's house/with somebody — in einem Hotel/im Hause eines Freundes/bei jemandem wohnen
3. noun
1) (halt) Halt, der

there will be two stops for coffee on the way — es wird unterwegs zweimal zum Kaffeetrinken angehalten

this train goes to London with only two stops — dieser Zug fährt mit nur zwei Zwischenhalten nach London

bring to a stop — zum Stehen bringen [Fahrzeug]; zum Erliegen bringen [Verkehr]; unterbrechen [Arbeit, Diskussion, Treffen]

come to a stop — stehen bleiben; [Fahrzeug:] zum Stehen kommen; [Gespräch:] abbrechen; [Arbeit, Verkehr:] zum Erliegen kommen; [Vorlesung:] abgebrochen werden

make a stop at or in a place — in einem Ort haltmachen

put a stop to — abstellen [Missstände, Unsinn]; unterbinden [Versuche]; aus der Welt schaffen [Gerücht]

put a stop on a cheque — einen Scheck sperren lassen

without a stop — ohne Halt [fahren, fliegen]; ohne anzuhalten [gehen, laufen]; ununterbrochen [arbeiten, reden]

2) (place) Haltestelle, die

the ship's first stop is Cairo — der erste Hafen, den das Schiff anläuft, ist Kairo

the plane's first stop is Frankfurt — die erste Zwischenlandung des Flugzeuges ist in Frankfurt

3) (Brit.): (punctuation mark) Satzzeichen, das; see also full stop 1)

4) (in telegram) stop

Phrasal Verbs:

- stop behind

- stop by

- stop off

- stop out

- stop over

- stop up

* * *

(mechanics) n.

Sperre -n f. n.

Abbruch -e (Sport) m.

Halt -e m.

Pause -n f. v.

absperren v.

anhalten v.

arretieren v.

aufhalten v.

aufhören v.

pfropfen v.

zustöpseln v.

English-german dictionary > stop
19 play

1. noun
1) (Theatre) [Theater]stück, das

put on a play — ein Stück aufführen

2) (recreation) Spielen, das; Spiel, das

at play — beim Spielen

say/do something in play — etwas aus od. im od. zum Spaß sagen/tun

play [up]on words — Wortspiel, das

3) (Sport) Spiel, das; (Amer.): (manoeuvre) Spielzug, der

a good piece of play — ein guter Spielzug

be in/out of play — [Ball:] im Spiel/aus [dem Spiel] sein

make a play for somebody/something — (fig. coll.) hinter jemandem/etwas her sein (ugs.); es auf jemanden/etwas abgesehen haben

4)

come into play, be brought or called into play — ins Spiel kommen

make [great] play with something — viel Wesen um etwas machen

5) (freedom of movement) Spiel, das (Technik); (fig.) Spielraum, der

give full play to one's emotions/imagination — etc. (fig.) seinen Gefühlen/seiner Fantasie usw. freien Lauf lassen

6) (rapid movement)

the play of light on water — das Spiel des Lichts auf Wasser
2. intransitive verb
1) spielen

play for money — um Geld spielen

have no one to play with — niemanden zum Spielen haben

play [up]on words — Wortspiele/ein Wortspiel machen

not have much time to play with — (coll.) zeitlich nicht viel Spielraum haben

play into somebody's hands — (fig.) jemandem in die Hand od. Hände arbeiten

play safe — sichergehen; auf Nummer Sicher gehen (ugs.)

play for time — Zeit gewinnen wollen

2) (Mus.) spielen (on auf + Dat.)
3. transitive verb
1) (Mus.): (perform on) spielen

play the violin — etc. Geige usw. spielen

play something on the piano — etc. etwas auf dem Klavier usw. spielen

play something by ear — etwas nach dem Gehör spielen

play it by ear — (fig.) es dem Augenblick/der Situation überlassen

2) spielen [Grammophon, Tonbandgerät]; abspielen [Schallplatte, Tonband]; spielen lassen [Radio]

3) (Theatre; also fig.) spielen

play a town — in einer Stadt spielen

play the fool/innocent — den Clown/Unschuldigen spielen

4) (execute, practise)

play a trick/joke on somebody — jemanden hereinlegen (ugs.) /jemandem einen Streich spielen

5) (Sport, Cards) spielen [Fußball, Karten, Schach usw.]; spielen od. antreten gegen [Mannschaft, Gegner]

play a match — einen Wettkampf bestreiten; (in team games) ein Spiel machen

he played me at chess/squash — er war im Schach/Squash mein Gegner

play it safe — auf Nummer Sicher gehen

6) (Sport) ausführen [Schlag]; (Cricket etc.) schlagen [Ball]

7) (Cards) spielen

play one's cards right — (fig.) es richtig anfassen (fig.)

8) (coll.): (gamble on)

play the market — spekulieren (in mit od. Wirtsch. in + Dat.)

Phrasal Verbs:

- academic.ru/56069/play_about">play about

- play along

- play around

- play at

- play back

- play down

- play off

- play on

- play up

- play upon

* * *
[plei] 1. verb
1) (to amuse oneself: The child is playing in the garden; He is playing with his toys; The little girl wants to play with her friends.) spielen

2) (to take part in (games etc): He plays football; He is playing in goal; Here's a pack of cards - who wants to play (with me)?; I'm playing golf with him this evening.) spielen

3) (to act in a play etc; to act (a character): She's playing Lady Macbeth; The company is playing in London this week.) spielen

4) ((of a play etc) to be performed: `Oklahoma' is playing at the local theatre.) spielen

5) (to (be able to) perform on (a musical instrument): She plays the piano; Who was playing the piano this morning?; He plays (the oboe) in an orchestra.) spielen

6) ((usually with on) to carry out or do (a trick): He played a trick on me.) spielen

7) ((usually with at) to compete against (someone) in a game etc: I'll play you at tennis.) spielen

8) ((of light) to pass with a flickering movement: The firelight played across the ceiling.) spielen

9) (to direct (over or towards something): The firemen played their hoses over the burning house.) richten

10) (to put down or produce (a playing-card) as part of a card game: He played the seven of hearts.) ausspielen
2. noun
1) (recreation; amusement: A person must have time for both work and play.) das Spiel

2) (an acted story; a drama: Shakespeare wrote many great plays.) das Schauspiel

3) (the playing of a game: At the start of today's play, England was leading India by fifteen runs.) das Spiel

4) (freedom of movement (eg in part of a machine).) der Spielraum

•

- player
- playable
- playful
- playfully
- playfulness
- playboy
- playground
- playing-card
- playing-field
- playmate
- playpen
- playschool
- plaything
- playtime
- playwright
- at play
- bring/come into play
- child's play
- in play
- out of play
- play at
- play back
- play down
- play fair
- play for time
- play havoc with
- play into someone's hands
- play off
- play off against
- play on
- play a
- no part in
- play safe
- play the game
- play up
* * *

play

[pleɪ]

I. NOUN

1. no pl (recreation) Spiel nt

to be at \play beim Spiel sein, spielen

to do sth in \play etw [nur] zum Spaß tun

it's only in \play es ist doch nur Spaß

2. no pl SPORT (game time) Spiel nt

rain stopped \play wegen des Regens wurde das Spiel unterbrochen

the start/close of \play der Beginn/das Ende des Spiels

to be in/out of \play im Spiel/im Aus sein

3. AM SPORT (move) Spielzug m

to make a bad/good \play ein schlechtes/gutes Spiel machen

a foul \play ein Foul[spiel] nt

4. THEAT [Theater]stück nt

to go to see a \play ins Theater gehen

one-act \play Einakter m

to put on [or stage] [or ( fam) do] a \play ein Stück inszenieren

radio \play Hörspiel nt

television \play Fernsehspiel nt, Fernsehfilm m

5. no pl (change)

the \play of emotion across his face revealed his conflict seine widerstreitenden Gefühle spiegelten sich in seinem Gesicht wider

the \play of light [on sth] das Spiel des Lichts [auf etw dat]

6. (freedom) Spielraum m; TECH Spiel nt

to allow [or give] sth full \play etw dat freien Lauf lassen

7. no pl (interaction) Zusammenspiel nt

to bring sth into \play etw ins Spiel bringen, etw einsetzen

to come into \play eine Rolle spielen

8. no pl ( old: gambling) Spielen nt

9. no pl (coverage) Medieninteresse nt, Aufmerksamkeit f in den Medien

to get a lot of \play das Interesse der Medien auf sich akk ziehen, Thema Nummer eins sein fam

10.

▶ to make a \play for sb/sth ( fam) sich akk an jdn/etw heranpirschen

▶ to make \play with sth mit etw dat spielen

▶ to make great \play of [or with] sth viel Aufhebens von etw dat machen

▶ \play on words Wortspiel nt

II. INTRANSITIVE VERB

1. (amuse oneself)

▪ to \play [somewhere] [irgendwo] spielen

can Jenny come out and \play? kann Jenny zum Spielen rauskommen?

to \play on the swings schaukeln

2. SPORT spielen

Leonora always \plays to win Leonora will immer gewinnen

to \play fair/rough fair/hart spielen

it wasn't really \playing fair not to tell her ( fig) es war nicht besonders fair, dass du ihr nichts gesagt hast

▪ to \play against sb gegen jdn spielen

they're a difficult team to \play against diese Mannschaft ist ein schwieriger Gegner

to \play for a city/team für eine Stadt/ein Team spielen

to \play in attack/defence in der Offensive/als Verteidiger/Verteidigerin spielen

to \play in goal den Torwart/die Torwartin spielen

to \play in the match am Spiel teilnehmen

3. actor spielen

‘Hamlet’ is \playing at the Guildhall in der Guildhall kommt zurzeit der ‚Hamlet‘

to \play opposite sb mit jdm [zusammen] spielen

to \play to a full house vor ausverkauftem Haus spielen

Macbeth \played to full houses die Macbeth-Vorstellungen waren immer ausverkauft

4. (musician) spielen; instrument ertönen

5. (move)

the searchlights \played across [or over] the facade die [Such]scheinwerfer strichen über die Fassade

we watched the light \playing on the water wir beobachteten das Spiel des Lichts auf dem Wasser

she could hear the fountain \playing sie hörte den Springbrunnen plätschern

a smile \played across [or on] [or over] his lips ein Lächeln spielte um seine Lippen

6. (gamble) spielen

to \play for fun zum Spaß [o ohne Einsatz] spielen

to \play for money um Geld spielen

7. ( fam: be received)

how will this \play with the voters? wie wird das bei den Wählern ankommen?

8. usu neg (cooperate) mitmachen

9. + adj (pretend)

to \play dumb sich akk taub stellen

10.

▶ to \play fast and loose with sb/sth mit jdm/bei etw dat ein falsches Spiel spielen

▶ to not be \playing with a full deck AM ( fam) nicht alle Tassen im Schrank haben fam

▶ to \play to the gallery billige Effekthascherei betreiben pej; politician populistische Stammtischparolen ausgeben pej

▶ to \play into sb's hands jdm in die Hände arbeiten

▶ to \play safe auf Nummer Sicher gehen fam

▶ to \play for time versuchen, Zeit zu gewinnen, auf Zeit spielen

III. TRANSITIVE VERB

1.

▪ to \play sth game etw spielen; position

Luke \plays centre forward/back Luke ist Mittelstürmer/Verteidiger

to \play a match ein Spiel bestreiten, spielen

2. (compete against)

▪ to \play sb gegen jdn spielen

James will be \playing Theo James wird gegen Theo antreten

3. (strike)

▪ to \play the ball den Ball spielen; (execute)

to \play a shot schießen; (in snooker) stoßen

to \play a stroke schlagen

4. (adopt)

to \play a part [or role] eine Rolle spielen

to \play an important part in sth bei etw dat eine wichtige Rolle spielen

5. (act)

▪ to \play sb/sth jdn/etw spielen; ( fig)

don't \play the innocent with me tu nicht so unschuldig

to \play the fool [or clown] herumalbern, rumspinnen pej fam, sich akk zum Narren machen

6. (function as)

to \play host to sb jds Gastgeber/Gastgeberin sein

to \play host to sth event etw ausrichten

7. (perform)

▪ to \play sth etw spielen

\play us a song [or a song for us] then! spiel uns ein Lied [vor]!

to \play sth by ear etw nach Gehör spielen

to \play it by ear ( fig fam) improvisieren

to \play an encore eine Zugabe geben

8. (perform on)

▪ to \play sth etw spielen

to \play the bagpipes/piano/violin Dudelsack/Klavier/Geige spielen

9. (perform at)

to play Berlin/London/San Francisco in Berlin/London/San Francisco spielen

10. (listen to)

▪ to \play sth CD, tape etw [ab]spielen

to \play the radio Radio hören

must you \play your radio loud? musst du dein Radio so laut stellen?

to \play one's stereo seine Anlage anhaben fam

11. (watch)

to \play a video sich dat ein Video ansehen; (insert) eine Videokassette einlegen

12. (broadcast)

they're \playing African music on the radio im Radio kommt gerade afrikanische Musik

13. (gamble)

to \play the horses auf Pferde wetten

to \play a slot machine an einem Spielautomaten spielen

to \play the stock market an der Börse spekulieren

14. (perpetrate)

to \play a trick [or joke] on sb jdn hochnehmen fig fam, jdn veräppeln fam; (practical joke) [jdm] einen Streich spielen

he's always \playing tricks der ist vielleicht ein Scherzkeks sl

15. (direct)

▪ to \play sth on [or onto] [or over] sth etw auf etw akk richten

the rescue team \played searchlights over the area das Rettungsteam ließ Scheinwerfer über die Gegend schweifen

16. CARDS (show)

to \play an ace/a king ein Ass/einen König [aus]spielen

to \play a trump einen Trumpf spielen

17. angler

to \play a fish einen Fisch auszappeln lassen (durch Nachlassen der Leine)

18. (treat)

▪ to \play sb for sth jdn wie etw behandeln

19.

▶ to \play ball [with sb] ( fam) [mit jdm] mitziehen [o mitspielen]

▶ to \play [with] one's cards close to one's chest ( fam) seine Karten nicht offenlegen fig

▶ to \play one's cards right geschickt taktieren

▶ to \play it cool ( fam) den Unbeteiligten spielen

▶ to \play ducks and drakes with sth BRIT (money) etw verprassen; (plans) etw durcheinanderbringen

▶ to \play ducks and drakes with sb BRIT jdn schlecht behandeln

▶ to \play sb false jdn hintergehen

▶ to \play second fiddle [to sb] [im Verhältnis zu jdm] die zweite Geige spielen fam

▶ to \play the field ( fam) sich akk umsehen

the firm continues to \play the field and negotiate with other companies die Firma sondiert das Terrain und verhandelt mit weiteren Firmen

▶ to \play footsie with sb ( fam: under table) mit jdm füßeln DIAL; (cooperate) mit jdm unter einer Decke stecken fam

▶ to \play the game BRIT sich akk an die [Spiel]regeln halten

▶ to \play gooseberry BRIT ( fam) das fünfte Rad am Wagen sein fam; (chaperone) den Anstandswauwau spielen hum fam

▶ to \play hard to get ( fam) sich akk unnahbar zeigen, einen auf unnahbar machen usu pej sl

▶ to \play hardball esp AM ( fam) andere Saiten aufziehen fig

▶ to \play havoc with sth etw durcheinanderbringen

▶ to \play [merry] hell with sth ( fam) etw völlig durcheinanderbringen

▶ to \play hook[e]y esp AM, AUS ( fam) blaumachen fam, schwänzen fam

▶ to \play a [or one's] hunch aus dem [hohlen] Bauch heraus agieren sl, seiner Nase folgen

▶ to \play possum (sleeping) sich akk schlafend stellen; (ignorant) sich akk dumm stellen

▶ to \play it safe auf Nummer Sicher gehen fam

▶ to \play silly buggers BRIT (sl) sich akk wie ein Idiot aufführen

▶ to \play truant [from school] BRIT schwänzen fam

* * *
[pleɪ]
1. n

1) (= amusement, gambling) Spiel nt

to be at play — beim Spielen sein

to do/say sth in play — etw aus Spaß tun/sagen

play on words — Wortspiel nt

children at play —

children learn through play he lost £800 in a few hours' play — Kinder lernen beim Spiel er hat beim Spiel innerhalb von ein paar Stunden £ 800 verloren

2) (SPORT) Spiel nt

to abandon play — das Spiel abbrechen

because of bad weather play was impossible — es konnte wegen schlechten Wetters nicht gespielt werden

in a clever piece of play, in a clever play (US) — in einem klugen Schachzug

there was some exciting play toward(s) the end — gegen Ende gab es einige spannende (Spiel)szenen

to be in play/out of play (ball) — im Spiel/im Aus sein

to kick the ball out of play — den Ball aus or ins Aus schießen

3) (TECH, MECH) Spiel nt

1 mm (of) play — 1 mm Spiel

4) (THEAT) (Theater)stück nt; (RAD) Hörspiel nt; (TV) Fernsehspiel nt

the plays of Shakespeare — Shakespeares Dramen

5) (fig: moving patterns) Spiel nt

6)

(fig phrases) to come into play — ins Spiel kommen

to give full play to one's imagination — seiner Fantasie or Phantasie (dat) freien Lauf lassen

the game allows the child's imagination (to be given) full play — das Spiel gestattet die freie Entfaltung der kindlichen Fantasie

to bring or call sth into play — etw aufbieten or einsetzen

the play of opposing forces — das Widerspiel der Kräfte

the free play of market forces — das freie Spiel der Marktkräfte

to make great play of sth (Brit) — viel Aufhebens von etw machen

to make great play of doing sth (Brit) — viel Wind darum machen, etw zu tun

to make a play for sb — sich um jdn bemühen

to make a play for sth — es auf etw (acc) abgesehen haben

2. vt

1) game, card, ball, position spielen; player aufstellen, einsetzen

to play sb (at a game) — gegen jdn (ein Spiel) spielen

to play ball (with sb) — (mit jdm) mitspielen

to play shop — (Kaufmanns)laden spielen, Kaufmann spielen

to play a joke on sb — jdm einen Streich spielen

to play a mean/dirty trick on sb — jdn auf gemeine/schmutzige Art hereinlegen

to play the company game — sich in der Firma profilieren wollen

they're all playing the game — die machen doch alle mit

See:

→ card

2) (THEAT fig) part spielen; (= perform in) town spielen in (+dat)

to play it safe — auf Nummer sicher gehen (inf)

to play it cautious/clever — vorsichtig/klug vorgehen

to play the fool — den Clown spielen, herumblödeln

he was playing the jealous lover — er spielte den eifersüchtigen Liebhaber

See:

→ cool

3) instrument, record, tune spielen

to play the piano — Klavier spielen

to play sth through/over — etw durchspielen

4) (= direct) lights, jet of water richten

5) (FISHING) drillen

3. vi

1) (esp child) spielen

to go out to play —

run away and play! — geh spielen!

can Johnny come out to play? — darf Johnny zum Spielen rauskommen?

he wouldn't play (fig inf) — er wollte nicht mitspielen (inf)

2) (SPORT at game = gamble) spielen

England plays against Scotland next week — England spielt nächste Woche gegen Schottland

he plays for Celtic — er spielt für Celtic

to play at mothers and fathers/cowboys and Indians — Vater und Mutter/Cowboy und Indianer spielen

to play at being a fireman — Feuerwehrmann spielen

he was playing at being angry — seine Wut war gespielt

play! — Anspiel!

to play in defence — in der Abwehr spielen

to play in goal — im Tor stehen

he's just playing at it — er tut nur so

what are you playing at? (inf) — was soll (denn) das? (inf)

to play for money — um Geld spielen

to play for time (fig) — Zeit gewinnen wollen

to play into sb's hands (fig) — jdm in die Hände spielen

to play to one's strengths — seine Stärken ausspielen

3) (MUS) spielen

to play to sb — jdm vorspielen

4) (= move about, form patterns) (sun, light, water) spielen; (fountain) tanzen

a smile played on his lips — ein Lächeln spielte um seine Lippen

the firemen's hoses played on the flames — die Schläuche der Feuerwehrmänner waren auf die Flammen gerichtet

the searchlights played over the roofs — die Suchscheinwerfer strichen über die Dächer

5) (THEAT) (= act) spielen; (= be performed) gespielt werden

6) (SPORT ground, pitch) sich bespielen lassen

the pitch plays well/badly — auf dem Platz spielt es sich gut/schlecht

* * *

play [pleı]

A s

1. (Glücks-, Wett-, Unterhaltungs) Spiel n ( auch SPORT)

2. Spiel(en) n:

children at play spielende Kinder;

watch children at play Kindern beim Spielen zusehen;

be at play

a) spielen,

b) Kartenspiel: am Ausspielen sein,

c) Schach: am Zug sein;

it is your play Sie sind am Spiel;

in (out of) play SPORT (noch) im Spiel (im Aus) (Ball);

keep the ball in play den Ball im Spiel halten;

the ball went out of play der Ball ging ins Aus;

hold in play fig beschäftigen;

have more of the play SPORT mehr vom Spiel haben, die größeren Spielanteile haben

3. Spiel(weise) n(f):

that was pretty play das war gut (gespielt);

fair play faires Spiel, a. fig Fairness f, Fairplay n, Anständigkeit f; → foul play

4. fig Spiel n, Spielerei f:

a play (up)on words ein Wortspiel

5. Kurzweil f, Vergnügen n, Zeitvertreib m

6. Scherz m, Spaß m:

in play im Scherz

7. a) Schauspiel n, (Theater-, Bühnen) Stück n

b) Vorstellung f:

go to a play ins Theater gehen;

(as) good as a play äußerst amüsant oder interessant

8. MUS Spiel n, Vortrag m

9. (Liebes) Spiel(e) n(pl), (erotisches) Spiel

10. fig Spiel n (von Licht auf Wasser etc):

play of colo(u)rs (muscles) Farben-(Muskel)spiel

11. (flinke) Handhabung (meist in Zusammensetzungen): → swordplay

12. Tätigkeit f, Bewegung f, Gang m:

bring ( oder put) into play

a) in Gang bringen,

b) ins Spiel oder zur Anwendung bringen, all seine Routine etc aufbieten;

come into play ins Spiel kommen;

make play

a) Wirkung haben,

b) seinen Zweck erfüllen;

make play with zur Geltung bringen, sich brüsten mit;

make great play of sth viel Aufheben(s) oder Wesens von etwas machen;

in full play in vollem Gange;

lively play of fantasy lebhafte Fantasie

13. a) TECH Spiel n:

give the rope some play das Seil locker lassen

b) Bewegungsfreiheit f, fig auch Spielraum m:

full play of the mind freie Entfaltung des Geistes;

allow ( oder give) full ( oder free) play to einer Sache, seiner Fantasie etc freien Lauf lassen

14. umg Manöver n, Trick m, Schachzug m:

make a play for sich bemühen um, es abgesehen haben auf (akk)

15. US sl

a) Beachtung f

b) Publizität f, Propaganda f

B v/i

1. a) spielen ( auch MUS, SPORT, THEAT und fig)( for um Geld etc)

b) mitspielen (auch fig mitmachen):

play at Ball, Karten etc spielen; fig sich nur so nebenbei mit etwas beschäftigen;

play at business ein bisschen in Geschäften machen;

play at keeping shop Kaufmann spielen;

play for time Zeit zu gewinnen suchen; SPORT auf Zeit spielen;

play for a cup einen Pokal ausspielen;

play to win auf Sieg spielen;

what do you think you are playing at? was soll denn das?;

play (up)on MUS auf einem Instrument spielen; mit Worten spielen; fig jemandes Schwächen (geschickt) ausnutzen;

play with spielen mit (a. fig einem Gedanken, jemandes Gefühlen etc; a. engS. herumfingern an);

play up to jemandem schöntun, sich bei jemandem einschmeicheln;

play safe umg auf Nummer sicher gehen;

he will not play again this season er fällt für den Rest der Saison aus; → fair¹ B 4, false B, gallery 3 a

2. a) Kartenspiel: ausspielen

b) Schach: am Zug sein, ziehen:

white to play Weiß zieht oder ist am Zuge

3. a) herumspielen, sich amüsieren

b) Unsinn treiben

c) scherzen

4. a) sich tummeln

b) flattern, gaukeln

c) spielen (Lächeln, Licht etc) (on auf dat)

d) schillern (Farbe)

e) in Betrieb sein (Springbrunnen)

5. a) schießen

b) spritzen

c) strahlen, streichen:

play on gerichtet sein auf (akk), bespritzen (Schlauch, Wasserstrahl), anstrahlen, absuchen (Scheinwerfer)

6. TECH

a) Spiel (-raum) haben

b) sich bewegen (Kolben etc)

7. be playing well SPORT gut bespielbar sein (Platz)

C v/t

1. Karten, Tennis etc, auch MUS, THEAT eine Rolle, ein Stück etc spielen, eine Nationalhymne abspielen, SPORT ein Spiel austragen:

play (sth on) the piano (etwas auf dem) Klavier spielen;

play sb sth jemandem etwas vorspielen;

play shop (pirates) Kaufmann (Piraten) spielen;

play the great lady sich als große Dame aufspielen;

play both ends against the middle fig vorsichtig lavieren, raffiniert vorgehen;

play it safe umg auf Nummer sicher gehen;

play it differently es anders handhaben oder machen;

play it low down sl ein gemeines Spiel treiben (on mit jemandem);

play the races bei (Pferde)Rennen wetten;

played out fig

a) erledigt‘, fertig, erschöpft,

b) verbraucht (Talent etc), abgetakelt (Schauspieler etc),

c) abgedroschen (Witz), überstrapaziert (These etc); (siehe die Verbindungen mit den entsprechenden Substantiven)

2. SPORT

a) antreten oder spielen gegen:

play sb at chess gegen jemanden Schach spielen

b) einen Spieler aufstellen, in die Mannschaft (auf)nehmen

3. a) eine Karte ausspielen (auch fig)

b) eine Schachfigur ziehen

4. spielen oder Vorstellungen geben in (dat):

play the larger cities

5. ein Geschütz, einen Scheinwerfer, einen Licht- oder Wasserstrahl etc richten (on auf akk):

play a hose on sth etwas bespritzen;

play colo(u)red lights on sth etwas bunt anstrahlen

6. FUSSB the ball played him das war angeschossene Hand

* * *
1. noun
1) (Theatre) [Theater]stück, das

put on a play — ein Stück aufführen

2) (recreation) Spielen, das; Spiel, das

at play — beim Spielen

say/do something in play — etwas aus od. im od. zum Spaß sagen/tun

play [up]on words — Wortspiel, das

3) (Sport) Spiel, das; (Amer.): (manoeuvre) Spielzug, der

a good piece of play — ein guter Spielzug

be in/out of play — [Ball:] im Spiel/aus [dem Spiel] sein

make a play for somebody/something — (fig. coll.) hinter jemandem/etwas her sein (ugs.); es auf jemanden/etwas abgesehen haben

4)

come into play, be brought or called into play — ins Spiel kommen

make [great] play with something — viel Wesen um etwas machen

5) (freedom of movement) Spiel, das (Technik); (fig.) Spielraum, der

give full play to one's emotions/imagination — etc. (fig.) seinen Gefühlen/seiner Fantasie usw. freien Lauf lassen

6) (rapid movement)

the play of light on water — das Spiel des Lichts auf Wasser
2. intransitive verb
1) spielen

play for money — um Geld spielen

have no one to play with — niemanden zum Spielen haben

play [up]on words — Wortspiele/ein Wortspiel machen

not have much time to play with — (coll.) zeitlich nicht viel Spielraum haben

play into somebody's hands — (fig.) jemandem in die Hand od. Hände arbeiten

play safe — sichergehen; auf Nummer Sicher gehen (ugs.)

play for time — Zeit gewinnen wollen

2) (Mus.) spielen (on auf + Dat.)
3. transitive verb
1) (Mus.): (perform on) spielen

play the violin — etc. Geige usw. spielen

play something on the piano — etc. etwas auf dem Klavier usw. spielen

play something by ear — etwas nach dem Gehör spielen

play it by ear — (fig.) es dem Augenblick/der Situation überlassen

2) spielen [Grammophon, Tonbandgerät]; abspielen [Schallplatte, Tonband]; spielen lassen [Radio]

3) (Theatre; also fig.) spielen

play a town — in einer Stadt spielen

play the fool/innocent — den Clown/Unschuldigen spielen

4) (execute, practise)

play a trick/joke on somebody — jemanden hereinlegen (ugs.) /jemandem einen Streich spielen

5) (Sport, Cards) spielen [Fußball, Karten, Schach usw.]; spielen od. antreten gegen [Mannschaft, Gegner]

play a match — einen Wettkampf bestreiten; (in team games) ein Spiel machen

he played me at chess/squash — er war im Schach/Squash mein Gegner

play it safe — auf Nummer Sicher gehen

6) (Sport) ausführen [Schlag]; (Cricket etc.) schlagen [Ball]

7) (Cards) spielen

play one's cards right — (fig.) es richtig anfassen (fig.)

8) (coll.): (gamble on)

play the market — spekulieren (in mit od. Wirtsch. in + Dat.)

Phrasal Verbs:

- play about

- play along

- play around

- play at

- play back

- play down

- play off

- play on

- play up

- play upon

* * *

(theatre) n.

Stück -e n.

Theaterstück n. n.

Schauspiel n.

Spiel -e (mechanisch) n.

Spiel -e n. (at) cards expr.

Karten spielen ausdr. v.

spielen v.

English-german dictionary > play
20 test

1.
[test]noun

1) (examination) (Sch.) Klassenarbeit, die; (Univ.) Klausur, die; (short examination) Test, der

put somebody/something to the test — jemanden/etwas erproben

2) (critical inspection, analysis) Test, der

3) (basis for evaluation) Prüfstein, der

4) (Cricket) Testmatch, das
2. transitive verb
1) (examine, analyse) untersuchen [Wasser, Gehör, Augen]; testen [Gehör, Augen, Produkt]; prüfen [Schüler]; überprüfen [Hypothese, Aussage, Leitungen]

test somebody for Aids — jemanden auf Aids untersuchen

2) (try severely) auf die Probe stellen

Phrasal Verbs:

- academic.ru/92598/test_out">test out

* * *
[test] 1. noun
1) (a set of questions or exercises intended to find out a person's ability, knowledge etc; a short examination: an arithmetic/driving test.) die Prüfung

2) (something done to find out whether a thing is good, strong, efficient etc: a blood test.) die Probe

3) (an event, situation etc that shows how good or bad something is: a test of his courage.) der Test

4) (a way to find out if something exists or is present: a test for radioactivity.) die Untersuchung

5) (a test match.) der Vergleichskampf
2. verb
(to carry out a test or tests on (someone or something): The students were tested on their French; They tested the new aircraft.) prüfen

- test match
- test pilot
- test-tube
* * *

test

[test]

I. n

1. (of knowledge, skill) Prüfung f, Test m; SCH Klassenarbeit f; UNIV Klausur f

aptitude \test Eignungstest m

driving \test Fahrprüfung f

IQ \test Intelligenztest m

oral/practical/written \test mündliche/praktische/schriftliche Prüfung

to fail a \test eine Prüfung nicht bestehen

to give sb a \test jdn prüfen

I'll give the kids a vocabulary \test today ich lasse die Kinder heute einen Vokabeltest schreiben

to pass a \test eine Prüfung bestehen

to take a \test einen Test [o eine Prüfung] machen

2. MED, SCI (examination) Untersuchung f, Test m

I'm going to have an eye \test tomorrow ich lasse mir morgen die Augen untersuchen

blood \test Blutuntersuchung f

pregnancy \test Schwangerschaftstest m

urine \test Urinprobe f

to do [or perform] [or carry out] a \test eine Untersuchung durchführen

to have a \test sich akk untersuchen lassen, sich akk einer Untersuchung unterziehen geh

3. (of metallurgy) Versuchstiegel m, Kapelle f

4. (of efficiency) Test m

safety \test Sicherheitsprüfung f, Sicherheitstest m

to undergo a \test sich akk einem Test unterziehen

5. (challenge) Herausforderung f, Prüfung f fig

to be a real \test of sth eine echte Herausforderung für etw akk sein, etw auf eine harte Probe stellen

that was a real \test of his endurance das war für ihn eine wirkliche Belastungsprobe

to put sth to the \test etw auf die Probe stellen

6. SPORT (cricket)

▪ T\test [match] Testmatch nt

7.

▶ the acid \test die Feuerprobe

▶ to stand the \test of time die Zeit überdauern

II. vt

1. (for knowledge, skill)

▪ to \test sb jdn prüfen [o testen]

I expect they will want to \test my shorthand and typing ich denke, man wird mich in Steno und Schreibmaschine prüfen

2. (try to discover)

▪ to \test sth etw untersuchen [o geh erkunden]

we should \test the parents' reaction before we go ahead with the changes wir sollten erst einmal die Reaktion der Eltern abwarten, bevor wir weitere Änderungen vornehmen

3. (check performance)

▪ to \test sth etw testen [o überprüfen

4. (for medical purposes)

▪ to \test sth etw untersuchen

I was \tested for HIV before I gave blood vor dem Blutspenden wurde ich auf Aids untersucht

to \test sb's blood eine Blutuntersuchung durchführen

to \test sb's eyes jds Augen untersuchen

to \test sb's hearing jds Hörvermögen testen

5. SCH

▪ to \test sth etw abfragen [o prüfen]

▪ to \test sb jdn prüfen

to \test sb's IQ [or intelligence] jds IQ testen

▪ to \test sth SCI etw testen [o untersuchen]

how can we \test the presence of oxygen in this sample? wie können wir den Sauerstoffgehalt in dieser Probe ermitteln?

they \tested the strength of the acid samples sie analysierten die Konzentration der Säureproben

6. (try to prove)

▪ to \test sth etw überprüfen

to \test a theory eine Theorie zu beweisen versuchen

7.

▪ to \test sth (by touching) etw prüfen; (by tasting) etw probieren [o geh kosten]

she \tested the water by dipping her toes into the pool sie testete mit ihren Zehen die Wassertemperatur im Becken

8. (try to the limit)

▪ to \test sb/sth jdn/etw auf die Probe stellen

9.

▶ to \test the patience of a saint [or of Job] eine harte Geduldsprobe sein

those kids' behaviour would \test the patience of Job bei diesen Kindern muss man wirklich eine Engelsgeduld haben

▶ to \test the water(s) die Stimmung testen

III. vi MED einen Test machen

she \tested positive for HIV ihr Aidstest ist positiv ausgefallen

* * *
[test]
1. n

1) (SCH) Klassenarbeit f; (UNIV) Klausur f; (short) Kurzarbeit f, Test m; (= intelligence test, psychological test etc) Test m; (= driving test) (Fahr)prüfung f

he gave them a vocabulary test — er ließ eine Vokabel- or Wörterarbeit schreiben; (orally) er hat sie Vokabeln abgefragt

this is a test of public opinion — damit wird die öffentliche Meinung ausgelotet

to put sb/sth to the test — jdn/etw auf die Probe stellen

to stand the test — die Probe bestehen

their marriage didn't stand up to the test of separation — ihre Ehe hat die Trennung nicht verkraftet

to stand the test of time — die Zeit überdauern

that was a real test of character/his endurance — das war eine wirkliche Charakterprüfung/Belastungsprobe für ihn

to pass one's test (Aut) — die (Fahr)prüfung bestehen

to fail one's test (Aut) — (durch die (Fahr)prüfung) durchfallen

2) (on vehicle, product, weapon etc) Test m; (= check) Kontrolle f

3) (= chemical test) Test m, Untersuchung f

a skin test — ein Hauttest

to do a test for sugar — einen Zuckertest machen, eine Untersuchung auf Zucker machen

the samples were sent for tests — die Proben wurden zur Untersuchung geschickt

4)

See:

= test match

2. adj attr
Test-
test model — Testmodell nt

3. vt

1) (= examine, check) testen, prüfen; (SCH) pupil prüfen; (orally) abfragen; person, intelligence testen; (fig) auf die Probe stellen

the teacher tested them on that chapter —

to test sb for a job — jds Eignung für eine Stelle prüfen or testen

to test sb/sth for accuracy — jdn/etw auf Genauigkeit prüfen

I just wanted to test your reaction — ich wollte nur mal sehen, wie du reagierst

have you been tested? (for AIDS etc) — hast du dich testen lasen?, hast du einen Test gemacht?

2) (chemically) gold prüfen; water, contents of stomach etc untersuchen

to test sth for sugar — etw auf seinen Zuckergehalt untersuchen

the blood samples were sent for testing or to be tested — die Blutproben wurden zur Untersuchung geschickt

4. vi
Tests/einen Test machen; (chemically also) untersuchen (for auf +acc)
testing, testing one, two, three! —

we are testing for a gas leak/loose connection — wir überprüfen die Leitung auf eine undichte Stelle, wir überprüfen, ob irgendwo Gas austritt/ein Anschluss locker ist

* * *

test¹ [test]

A s

1. allg, auch TECH Probe f, Versuch m, Test m

2. a) Prüfung f, Untersuchung f, Stichprobe f

b) fig Probe f, Prüfung f:

a severe test eine strenge Prüfung, fig eine harte Probe;

put to the test auf die Probe stellen;

put to the test of experience praktisch erproben;

stand the test die Probe bestehen, ( auch stand the test of time) sich bewähren;

test of nerves Nervenprobe;

test of strength Kraftprobe; → crucial 1

3. Prüfstein m, Prüfungsmaßstab m, Kriterium n:

success is not a fair test

4. SCHULE, PSYCH Test m, (Eignungs-, Leistungs) Prüfung f

5. MED (Blut- etc) Probe f, Test m

6. CHEM

a) Analyse f

b) Reagens n

c) Nachweis m, Prüfbefund m

7. METALL

a) Versuchstiegel m, Kapelle f

b) Treibherd m

8. Probebohrung f (nach Öl)

9. → test match

10. Br HIST Testeid m:

Test Act Testakte f (Gesetz von 1673);

take the test den Testeid leisten

B v/t

1. ( for sth auf etwas [hin]) prüfen ( auch SCHULE) oder untersuchen, erproben, einer Prüfung unterziehen, testen ( alle auch TECH):

test out ausprobieren;

test sth with ( oder on) etwas testen an (dat)

2. a) einen Torhüter testen, auf die Probe stellen, jemandes Geduld etc auch auf eine harte Probe stellen:

don’t test my patience! meine Geduld ist gleich zu Ende!

b) Reifen etc beanspruchen

3. SCHULE, PSYCH etc jemanden testen

4. CHEM analysieren

5. ELEK eine Leitung prüfen, abfragen

6. MATH die Probe machen auf (akk)

7. MIL etc ein Gewehr etc auch anschießen

C adj Probe…, Versuchs…, Prüf(ungs)…, Test…:

test circuit ELEK Messkreis m;

test drive AUTO Probefahrt f;

give a car a test drive → test-drive;

test flight FLUG Probe-, Testflug m;

test run TECH Probelauf m (einer Maschine etc);

test track AUTO Teststrecke f

test² [test] s

1. ZOOL harte Schale (von Mollusken etc)

2. → testa

double-blind experiment ( double-blind experiment oder test) s PHARM, PSYCH Doppelblindversuch m

* * *
1.
[test]noun

1) (examination) (Sch.) Klassenarbeit, die; (Univ.) Klausur, die; (short examination) Test, der

put somebody/something to the test — jemanden/etwas erproben

2) (critical inspection, analysis) Test, der

3) (basis for evaluation) Prüfstein, der

4) (Cricket) Testmatch, das
2. transitive verb
1) (examine, analyse) untersuchen [Wasser, Gehör, Augen]; testen [Gehör, Augen, Produkt]; prüfen [Schüler]; überprüfen [Hypothese, Aussage, Leitungen]

test somebody for Aids — jemanden auf Aids untersuchen

2) (try severely) auf die Probe stellen

Phrasal Verbs:

- test out

* * *

n.

Probe -n f.

Prüfung -en f.

Test -s m.

Untersuchung f. v.

prüfen v.

English-german dictionary > test

Страницы

См. также в других словарях:

put — W1S1 [put] v past tense and past participle put present participle putting [T] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(move to place)¦ 2¦(change somebody s situation/feelings)¦ 3¦(write/print something)¦ 4¦(express)¦ 5 put a stop/an end to something 6 put something into… … Dictionary of contemporary English
match — match1 W3S3 [mætʃ] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(game)¦ 2¦(fire)¦ 3¦(colours/patterns)¦ 4¦(good opponent)¦ 5 shouting match 6¦(marriage)¦ 7¦(suitability)¦ ▬▬▬▬▬▬▬ [Sense: 1, 3 7; Origin: Old English mAcca] [ … Dictionary of contemporary English
match — 1 noun 1 FIRE (C) a small wooden or paper stick, used to light a fire, cigarette etc: a box of matches | strike a match (=rub a match against a surface to produce a flame) | put a match to (=make something burn by using a match): I tore up the… … Longman dictionary of contemporary English
Put paid to — This is an expression which means to put an end to something. For example you could say that rain put paid to the cricket match, meaning it stopped play … The American's guide to speaking British
Match Game — The Match Game logo used from 1978–1982. Format Game Show Created by Frank Wayne … Wikipedia
Match Isner — Mahut lors du tournoi de Wimbledon 2010 … Wikipédia en Français
Something Awful — LLC. Type Limited Liability Company (LLC) Industry Web based Founded 1999 Founder(s) Richa … Wikipedia
match — match1 [mach] n. [ME macche < OFr mesche, wick of a candle, match < VL * micca, prob. altered (by assoc. with muccare, to snuff a candle, orig., to blow one s nose < L mucus, MUCUS) < L myxa < Gr, lamp wick, lit., nasal discharge,… … English World dictionary
match — vb Match, rival, equal, approach, touch are comparable, especially in negative constructions, when they mean to come up to or nearly up to the level or standard of something else. One thing matches another when it proves to be its mate, rather… … New Dictionary of Synonyms
put up a good fight — put up a good/brave/fight phrase to try in a determined way to achieve something even though you do not succeed We put up a good fight in this match and were unlucky to lose. Thesaurus: to try hard to do or get somethingsynonym Main entry … Useful english dictionary
put up a brave fight — put up a good/brave/fight phrase to try in a determined way to achieve something even though you do not succeed We put up a good fight in this match and were unlucky to lose. Thesaurus: to try hard to do or get somethingsynonym Main entry … Useful english dictionary

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

to put a match to something

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

to put a match to something

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: